---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Heerlijkheden (AV)
Bron : Archievenoverzicht RA Gent
Periode : Begin 15de eeuw - 1795
De heerlijkheid Ter Heiden was een vol leen dat rechtstreeks gehouden werd van het leenhof van het Land van Gavere. Tot het einde van de 17de eeuw werd deze heerlijkheid ter Talen genoemd, nadien kwam de naam ter Heiden op de voorgrond. Het territorium ter grootte van een halve bunder (ca. 61,5 are), een restant van een veel groter gebied uit de 15de eeuw, strekte zich uit binnen datzelfde Land van Gavere, meer bepaald te Paulatem . Van ter Heiden, toen ter Talen, was reeds sprake in de eerste helft van die 15de eeuw en de heerlijkheid bleef bestaan tot het einde van het ancien régime, wat ook weerspiegeld wordt in dit archiefbestand. Vroegere sporen konden niet worden teruggevonden.
De heer van ter Heiden kon in het kader van zijn beheer beschikken over twee instellingen: er was zowel een leenhof als een laathof aanwezig. Uit een overzicht van de door ons gekende heren van ter Heiden, blijkt dat diverse families doorheen het ancien régime deze heerlijkheid in handen hebben gehad.
De oudste vermelding van een heer van ter Heiden treffen we aan in 1432, toen Jan Vander Heyden deze titel droeg. Tijdens het midden van de 15de eeuw is de heerlijkheid overgegaan naar een zekere Ghelein Bets en zijn echtgenote Jozijne Vierendeels, vermoedelijk door een verkoopsactie. In ieder geval was Claere Weijties, alias Claere Bets anno 1463 de wettige erfgename van vader Ghelein. Samen met Claeys Moenings, haar echtgenoot, zou ze tot het einde van de 15de eeuw het gebied in handen hebben gehad.
Na Claere Weijties maken we in ons overzicht een sprong richting 1531, waarbij we terechtkomen bij de familie Fiers of Fieren. Jooris Fieren en echtgenote Gheertruut Van Den Hecke zouden erin slagen om ter Heiden gedurende drie opeenvolgende generaties in handen van de familie te houden. Zoon Jan erfde de heerlijkheid in 1570, diens zonen Philips en Lieven op het einde van de 16de eeuw.
Op 30 juni 1600 verkocht Philips de heerlijkheid aan Cornelis Van Beaumont, die op dat moment gehuwd was met een niet nader te duiden familielid, Elizabeth Fiers. Anno 1609 wordt deze transactie bekrachtigd door broer Lieven, maar amper drie jaar later komt er een kink in de kabel: neef Jan Baptiste Van Loo, gehuwd met een dochter van Cornelis Van Beaumont, dient een verzoek tot naarhede in om de verkoop van 1600 te betwisten. Hij schrikt er zelfs niet voor terug beide broers tegen elkaar uit te spelen en heeft uiteindelijk zijn gelijk gekregen: op 9 juli 1664 is het vervolgens hij of zijn gelijknamige zoon die ter Heiden verkoopt aan de volgende eigenaar, Heijndrick Le Boiteulx.
Isabelle Zoete, echtgenote van Le Boiteulx, ageerde als doorgeefluik voor de heerlijkheid. Na het overlijden van haar eerste man werd haar tweede echtgenoot, Franchois Causse, eveneens heer van ter Heiden. Wanneer ook deze in 1712 overleed kende het grondgebied opnieuw een verkoop, dit keer uitgevoerd door de curator van het sterfhuis Causse ten voordele van Jacques Anselmus De Draeck.
Met de familie De Draeck bevinden we ons vermoedelijk bij het einde der ter Heidense heren: zoon Frederick François is immers de laatste naam bij wie we de aanduiding heer binnen dit archiefbestand aantreffen, meer bepaald in 1784. De overdracht gebeurde bij het overlijden van vader Jacques in 1728. We kunnen bijgevolg stellen dat deze familie het grondgebied tot het einde van het ancien régime in handen heeft gehad.
Ter Heiden was een bescheiden heerlijkheid die de bovengenoemde personen een aantal inkomsten opbracht . De heerlijke rechten waren nochtans beperkt: zo had de heer enkel het recht op de grondjustitie, of dus lagere rechtspraak. Voor die rechtspraak kon hij rekenen op zijn leenhof en zijn laathof, respectievelijk het gevolg van het bestaan van vijf achterlenen en negentien laten.
Om dit geheel beheersbaar te maken, mocht de heer een meier aanstellen, die evenwel de eed diende af te leggen in handen van de baljuw van het Land van Gavere. Deze vertegenwoordiger stond niet alleen aan het hoofd van het laathof, maar was eveneens verantwoordelijk voor de inning van de heerlijke rechten.
Op het zuiver financiële vlak kan allereerst gewag worden gemaakt van rechten bij leenverhef en van het recht op dood- en wandelkoop. Ten allen tijde kende het leen van ter Heiden vijf volle achterlenen, te situeren binnen Sint-Maria-Latem. Bij verhef van elk leen had de heer recht op een som, het zogenaamde reliefgeld of verheffingsrecht, ten bedrage van tien ponden parisis. In plaats van deze tien ponden kon de heer ook de beste vrome van drije, dus de beste opbrengst van drie opeenvolgende jaren opvragen. Dit verheffingsrecht werd altijd gecombineerd met twintig schellingen kamerlinggeld, een soort administratiekost.
Bij verkoop of erfenis van een achterleen oefende de heer daarenboven het recht tot wandelkoop, respectievelijk sterfkoop uit, wat inhield dat hij een tiende penning kon eisen van de koopsom of de waarde bovenop het verheffingsrecht en het kamerlinggeld. De ter Heidense heer had op zijn beurt uiteraard gelijkaardige verplichtingen ten opzichte van de heer van Gavere, die zijn leenheer was.
De belangrijkste bron van inkomsten waren de heerlijke renten, geïnd door de meier. Deze rente bestond uit IIII sch(ellinghen), vier mokens cooren, ses mokens evere, drij cappoenen een hoen vallende te kerssavont, vijftich eijeren te paesschen ende een gans te baefmisse elck ts(iae)rs . Met andere woorden: elk jaar diende men tegen Kerstdag een bijdrage van vier schellingen, vier mud koren, zes mud haver, drie kapoenen (gesneden hanen) en één hoen aan de heer af te staan . Op Pasen ging het om vijftig eieren en op Bamis (1 oktober) om een gans.
Archief van de Heren van Ter Heiden te Paulatem. Mede door het feit dat de heerlijkheid betrokken raakte in een proces dat voor de Raad van Vlaanderen werd gevoerd, hebben tientallen archiefstukken de tand des tijds overleefd . Aan de aard van die documenten te zien, werden ze door de Raad duidelijk opgevorderd bij de heer zelf. Aan het einde van het conflict zijn ze nooit teruggekeerd naar hun oorsprong en werden ze toegevoegd aan de grote verzameling geconsigneerde papieren van de justitieraad. Wat de stukken betreft die zich niet in het archiefbestand Raad van Vlaanderen bevinden, zitten we op een conventioneler spoor. In de praktijk was de rest van het archief immers hoogstwaarschijnlijk in handen van één bepaalde functionaris, een zetelende leenman of laatman, of een familie van leen- of laatmannen, waardoor we kunnen concluderen dat het via particuliere handen als aanwinst in de collectie van het Rijksarchief is terecht gekomen. De documenten die werden opgenomen in deze inventaris, maakten tot voor kort deel uit van het conglomeraatbestand Land van Gavere. De oorsprong van dit bestand bevindt zich in twee neerleggingen met bijhorende plaatsingslijsten, respectievelijk uit 1837 en 1846 . Een herinventarisatie volgde ca. 1900, wat resulteerde in een eerder chaotische, Franstalige toegang tot het geheel. Deze kende vervolgens heel wat schrappingen en supplementen, en tenslotte werd hij ca. 1988 vertaald door Serge Renson, een versie die tot 2009 geldig was . Uit de combinatie van bovenstaande toegangen blijkt dat het bestand in de loop van de 19de en de 20ste eeuw met een groot aantal stukken werd uitgebreid tot het een vreemdsoortig conglomeraat vormde. In de plaatsingslijsten vindt men dan ook geen spoor van ter Heiden terug. De hier behandelde stukken kregen hun plaats in het geheel pas in de toegang van 1900 en waren hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit één of andere Varia-reeks van het Rijksarchief te Gent. Die verzamelingen waren in de 19de eeuw zeer omvangrijk en omvatten alle verspreide aanwinsten die men oorspronkelijk niet bij een groter geheel kon onderbrengen. In de loop der jaren vond een omgekeerde beweging plaats, zodat de stukken van ter Heiden in het Gaverse bestand terechtkwamen . Een uitzondering vormt archiefbestanddeel 652, dat in 1992 werd overgebracht uit het archief van het dorpsbestuur Beerlegem, bewaard in het toenmalige Rijksarchief te Ronse . Bij de huidige inventarisatieactie, waardoor uiteindelijk het volledige bestand Land van Gavere zal worden herwerkt, werden deze stukken dan ook terug uit dat bestand gelicht en hier apart, als een rechtmatig geheel behandeld. Zij krijgen hier bovendien aanvulling uit twee verschillende hoeken: de archiefverzameling Algemeen Familiefonds en het archiefbestand Raad van Vlaanderen. De algemene verzameling van familiearchieven van het Rijksarchief te Gent, beter bekend als het Algemeen Familiefonds, is een organisch gegroeid geheel waarvan de oorsprong uit de 19de eeuw stamt . Het kende in de loop van zijn geschiedenis heel wat toevoegingen, maar ook heel wat schrappingen: wanneer een archiefstuk duidelijk toe te wijzen valt aan een archiefvormer waarvan een inventaris bestaat, wordt het stuk uiteraard overgeheveld. Dit is hier het geval met bestanddeelnummer 225 uit dat fonds, dat akten betreffende leengoederen toebehorende aan de familie De Draeck bevat. Alle stukken aangaande ter Heiden werden uit deze kunstmatig samengestelde verzamelmap verwijderd en aan dit kleine archiefbestand toegevoegd. Aangezien elders nog familiearchief van De Draeck bewaard gebleven is, werden de andere ongerelateerde stukken in het Algemeen Familiefonds gelaten. Tot slot voegden we stukken uit de geconsigneerde papieren van het archief van de Raad van Vlaanderen toe, zij het dit keer virtueel . Die collectie, meer dan 800 nummers groot, bestaat uit allerhande archiefstukken van particuliere of overheidsoorsprong die door de fiscalen van de Raad in het kader van een conflict ooit zijn opgeëist en vervolgens nooit naar hun oorsprong zijn teruggebracht. Bij inventarisatie van de Raad van Vlaanderen heeft archivaris Jan Buntinx gepoogd om alle documenten die duidelijk ooit deel uitmaakten van archieven van instellingen bewaard in de Belgische Rijksarchieven, terug in te voegen. De rest kreeg een nummer in het archief van de Raad, waarna de consensus is ontstaan om niets meer fysiek te verwijderen uit deze geconsigneerde papieren. Bijgevolg werden de archiefstukken in bestanddeelnummer 33372, een pak documenten betreffende de heerlijkheid ter Talen of ter Heiden in Paulatem in detail beschreven in een bijlage bij deze inventaris . Fysiek bevinden de stukken zich nog altijd in het archief van de Raad.
Gavere, in DE POTTER F. en BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks: Arrondissement Gent, Gent, 1864-1870. VAN TWEMBEKE J., Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst, in Land van Aalst, 1962, XIV, p. 87-116, p. 132-163, p. 178-219, p. 258-270 en p. 289-307; 1963, XV, p. 18-40, p. 72-76, p. 108-124, p. 142-159, p. 189-199 en p. 224-234; 1964, XVI, p. 18-40, p. 79-85, p. 180-123, p. 132-160 en p. 184-200. VERFAILLIE J., Of Archives and Men. Identificatie van de archiefvormers in het conglomeraatbestand Land van Gavere (eind 15de eeuw ca. 1820), verhandeling Master na Master in de Archivistiek, VUB, 2006, 2 dln.Berlegem, in DE POTTER F. en BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Zesde reeks: Arrondissement Oudenaarde, Gent, 1903.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_120244_DUT