---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1617-1713
Datering: 13 september 1617 (akkoord met de abt van de Veurnse norbertijnen); oktober 1617 (opening klassen); 5 juni 1619 (officiële overeenkomst met het generaal kapittel); 1681 (ingebruikname nieuwbouw); 2 december 1713 (opzegging contract met de norbertijnen).
Studentenaantallen: 25 tot 30 bursiers (1601); ca. 40 (1664 en 1672); gegevens uit: F. VAN DEN BERGHE. Geschiedenis van de Latijnsche Schoole en van het Bisschoppelijk College te Veurne. Veurne, 1952, p. 35-38.
Vóór 1617 was het Latijns onderwijs te Veurne in handen van het plaatselijke Sint-Walburgakapittel. De oudste vermeldingen van de aanwezigheid van een kapittelschool gaan terug tot 1106. Wegens een gebrek aan geschikte leraars onder de kanunniken, werd in 1529 aan de norbertijn Petrus Stevin, abt van de Veurnse Sint-Niklaasabdij, de toelating verleend om in de Walburgakerk een scholasterie op te richten. Van dit ogenblik af werd een leek belast met het onderwijs in de Latinsche ende Vlaemsche schole. Pas toen in 1534 opnieuw één van de kanunniken tot scholaster werd benoemd, werd deze stichting in de kapittelakten opgenomen. Uit een akkoord met het stadsbestuur in 1533 blijkt dat het kapittel het exclusief recht had de leerkracht te benoemen en gedeeltelijk in diens wedde voorzag. Geldgebrek noopte de stadsmagistraat echter vanaf 1574 het kapittel te ontlasten en in een eigen stadsschoolmeester te voorzien. In 1587 werd ten slotte voor het eerst melding gemaakt van een afzonderlijke leraar tot instructie ende onderwisen in de Latynsche ende Griekse taele
Aan de Latijnse school sinds 1594 gevestigd naast het kapucijnenklooster in de Noordstraat waren verschillende beurzen voor behoeftige studenten verbonden. Vandaar de regelmatige naamsverwarring met het seminarie der bursiers dat in dezelfde gebouwen was ondergebracht. Deze instelling stond onder leiding van een regent leek of geestelijke die door de magistraat werd aangesteld. Na het akkoord met de norbertijnen in 1617 gebeurde deze aanstelling steeds na advies van de abt van de Sint-Niklaasabdij
Omwille van de zware financiële last die het onderhouden van een Latijnse school met zich meebracht, knoopte de stadsmagistraat in 1617 onderhandelingen aan met Christiaan Druve, abt van de plaatselijke norbertijnenabdij. Op 13 september van hetzelfde jaar bereikte men een regeling waarbij de prelaat de organisatie van het Latijns onderwijs te Veurne aanvaardde. Vermoedelijk opende de school reeds in oktober haar deuren. Pas twee jaar later (1 mei 1619) kon deze voorlopige overeenkomst aan het generaal kapittel worden voorgelegd en bevestigd door een akkoord met de algemene ordeoversten, waarin een duidelijke bevoegdheidsverdeling werd vastgelegd (5 juni 1619). Het stadsbestuur stelde de schoolgebouwen ter beschikking en voorzag in het onderhoud ervan. Daarenboven droeg het ook alle buitengewone onkosten van het onderwijs als van spelen, prysen, beeldekens ende dierghelycke zaeken, dienende om de kinderen tanimeeren. Het interne bestuur van de school behoorde evenwel volledig tot de bevoegdheid van de abt. In ruil hiervoor stelde hij een voldoende aantal leraars aan: drie, vier of meer in verhouding tot het aantal studenten. Sinds 1624 beschikken wij over aanwijzingen dat zij door het stadsbestuur werden uitbetaald. Daarnaast bezat de abt ook de feitelijke leiding over het seminarie der bursiers
Wat de huisvesting van het college betreft, was men in 1619 reeds overeengekomen dat het stadsbestuur een nieuw gebouw in de nabijheid van de Sint-Niklaasabdij zou optrekken. In 1628 kocht de abt hiertoe zelf drie huizen gelegen in de Klaverstraat, grenzend aan de abdijgronden. Pas na de bouw van een nieuw dormitorium en refectorium (1629), werden in 1630 de eerste grondvesten van de nieuwe school gelegd. Door een geschil tussen de abt en de magistraat werden de bouwwerken evenwel een tijdlang stilgelegd. Zodoende bleef men voorlopig lesgeven in het seminarie der bursiers, dat hiertoe reeds in 1627-1628 werd uitgebreid. Pas in 1681 slaagde men erin om na herhaaldelijk aandringen bij de stadsmagistraat de huizen in de Klaverstraat te betrekken. Vermits er slechts drie klassen konden worden ondergebracht, moest het stadsbestuur nog drie extra lokalen in de abdij zelf huren
Gegevens over het aantal scholieren zijn zeer schaars. Latere rekeningen uit de tijd van het oratorianencollege vermelden de aanwezigheid van 25 tot 30 bursiers in 1601. Nog in 1664 en 1672 betoogde de stadsmagistraat dat het college gezien zijn gering aantal studenten slechts een 40-tal geen nieuwe lokalen nodig had en tevens met drie leraars kon volstaan: één voor de retorica en de poësis, één voor de syntaxis en de grammatica en één voor de beide figuren. Sinds 1629 waren echter zeven religieuzen verbonden aan het college: een prefect en zes leraars. In datzelfde jaar zond abt Druve ook een aantal monniken naar Diksmuide om er een tweede Latijnse school te openen. In 1646 telde het convent 56 monniken en 4 novicen
De genadeslag kreeg het Veurnse norbertijnencollege in 1699, toen het klooster en zijn rijke bibliotheek grotendeels door een brand werden verwoest. De toenmalige abt, Milo Abordyn, begon meteen met de heropbouw en zorgde met de steun van de magistraat voor enkele lokalen waar de lessen doorgang konden blijven vinden. Het enorme materiële verlies kon echter niet ongedaan worden gemaakt. Het aantal religieuzen werd sterk teruggeschroefd. Slechts twee leraars en één prefect werden nog met het onderricht belast. Door de gebrekkige huisvesting en een pijnlijk tekort aan boeken raakte het onderwijs nog meer in verval. Zich van deze moeilijke situatie bewust, stelde het stadsbestuur op 7 oktober 1713 de opheffing van het onderwijscontract met de norbertijnen voor. Op de kapittelvergadering van 23 oktober stemden de Veurnse witheren hiermee in. De subsidies vanwege de magistraat waren immers ontoereikend om én de nodige leraars te bezoldigen én de Latijnse school in zijn vroegere staat te herstellen. Een gedeelte van de abdijgemeenschap had zich bovendien eerder reeds verzet tegen de verderzetting van het onderwijs als onverenigbaar met het norbertijnenapostolaat. Op 12 november werd de beslissing van het Veurnse kapittel bevestigd door abt-generaal Claude Honoré. Milo Abordyn ondertekende op 2 december 1713 de annulatie van het contract dat in 1617 met het stadsbestuur was aangegaan. Het convent telde toen nog slechts 24 kloosterlingen. In oktober van dat jaar was de magistraat inmiddels onderhandelingen begonnen met de Oostendse oratorianen.
Een samenhangend archiefbestand van de Latijnse school verbonden aan de Veurnse Sint-Niklaasabdij bestaat niet. De archieven van de norbertijnen van Veurne werden na de Franse Revolutie volledig uit elkaar gehaald. Het weinige archiefmateriaal dat uiteindelijk bewaard bleef, zit verspreid over verschillende collecties en bestanden. De voornaamste daarvan zijn:
RA Brugge, Verzameling aanwinsten, nrs. 1847, 3468, 6898 en 6973 (toegang: E. HUYS. Inventaris van de verzameling aanwinsten. Brussel, 1998). Bevatten naast stukken met betrekking tot het goederenbeheer (cartularium, legger, pachtboek) ook één van de manuscripten van de kroniek en het gereconstrueerde necrologium van de Veurnse Sint-Niklaasabdij door prior Pieter de Waeghenaere (1641) (zie nrs. 2 en 11).
RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nrs. 859, 867, 1276, 1808, 1883, 2350 en 2861 (toegang: M. NUYTTENS. Inventaris van de verzameling Cumulus Ecclesiasticus. Brussel, 1998), voornamelijk processtukken (18de eeuw) en staten van goed en inventarissen uit de Franse periode; ook een Latijns gedicht naar aanleiding van het priesterjubileum van abt Matthieu van Troyen (1728).
RA Brugge, Kerkfabriek Houtem, nrs. 2, 4 en 6-12 (toegang: Leenhof van de Burg van Veurne-Ambacht. Archieven rakende de parochies van de kasselrij Veurne. Brussel, 1992). Voornamelijk stukken met betrekking tot het goederenbeheer van de Sint-Niklaasabdij (cartularium, legger, rekeningen, pachtboek, registers van uitstaande en verschuldigde renten) en ook een namenlijst van religieuzen sinds 1588 (zie nr. 11).
Archiefmateriaal van andere archiefvormers over de Veurnse Sint-Niklaasabdij is onder meer te vinden in:
SA Veurne, Oud Archief, nr. 1027 (toegang: A. BOUSSE en J. MEES. Inventaris van het oud archief der stad en kasselrij van Veurne. Veurne, 1951) bevat verscheidene documenten betreffende de Latijnse school te Veurne, ook uit de periode van het norbertijnencollege. Naast beursaanvragen (1593) en stukken over de bouw van het nieuwe college (1630-1681), vindt men er onder meer ook een exemplaar terug van het akkoord met de norbertijnen over de overname van het Latijns onderwijs te Veurne (1617) en de opzeg van deze overeenkomst in 1713 (zie nrs. 1 en 2).
SA Veurne, Verzameling Despot, nrs. 1-47 (toegang: voorlopige inventaris ter plaatse). De verzameling in kwestie werd samengesteld door de Veurnse norbertijn Idesbald (René Despot 1881-1962), die zich al voor de Eerste Wereldoorlog met de geschiedenis van de premonstratenzerstichtingen inliet. In november 1990 werd het archief door de Parkabdij van Heverlee overgedragen aan het Stadsarchief van Veurne. Kopies van de overgedragen archiefstukken kunnen echter nog steeds te Heverlee geraadpleegd worden (Corpus VII, Losse stukken B, kastjes nr. 55-56). Een handgeschreven inventaris van pater S. MAES (13 dln., 1972-1980) bevindt zich ter plaatse. Het betreft stukken in verband met de abdij zelf (1613-1849) en de parochies die werden bediend door de Veurnse norbertijnen (1757-1803). Daarnaast vindt men er ook de wetenschappelijke notas van kanunnik Despot over de geschiedenis van de Sint-Niklaasabdij en de school. Interessant zijn vooral een aantal mooie iconografische en cartografische bronnen (zie nr. 4) en de stukken betreffende het bestuur van de Latijnse school en de overname door de oratorianen (1619-1725) (zie nrs. 1 en 3).
Wij beperken ons hier tot die archiefstukken die de onderwijsactiviteit van de Veurnse norbertijnen belichten. Voor een volledig overzicht betreffende het archiefmateriaal van en over de Veurnse Sint-Niklaasabdij, verwijzen we naar het derde deel (p. 585-629) van N. HUYGHEBAERT en L. DANHIEUX, P. FAVOREL en U. BERLIÈRE. Monasticon belge. Tome III. Flandre occidentale. Luik, 1960-1978.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
SA Veurne, Verzameling Despot, nr. 4: poincten en conditien naer de welcke myn Eerw. Heere den Prelaet van St Nicolaes, duer zyne Religieusen souden aennemen het last van Latinsche schoole (13 september 1617). Een tweede document is getiteld project van over oude tyden gemaeckt om aen dabdye van Ste Nicolaus het last te laeten van de latynsche schoolen te leeren. Een (gedeeltelijke) kopie van het akkoord van 1617 bevindt zich ook in SA Veurne, Oud Archief, nr. 1027. De acta van het generaal kapittel van 1619, waarop de voorlopige overeenkomst met de Veurnse stadsmagistraat ter goedkeuring werd voorgelegd, werden uitgegeven door J. B. VALVEKENS in zijn Acta et Decreta Capitulorum Generalium Ordinis Praemonstratensis. Tomus IV 1588-1660 (1633), in afleveringen gepubliceerd in de Analecta Praemonstratensia, 55-60 (1979-1984) p. 1-246.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
RA Brugge, Aanwinsten, nr. 6973: Origo ac progressus abbatiae Sancti Nicolai Furnensis, kroniek van de Veurnse Sint-Niklaasabdij door prior Pieter De Waghenaere (1641). De integrale tekst werd door SANDERUS opgenomen in zijn Flandria Illustrata. Dl. 2. Keulen, 1641, p. 477-481. Aangevulde versies werden later onder meer gepubliceerd in Flandria Illustrata. Dl. 3. Brussel, 1735, p. 111-121 en in Gallia Christiana. Dl. 5. Parijs, 1731, p. 364-370. Ook de tekst opgenomen in C. HUGO. Sacri et Canonici Ordinis Praemonstratensis Annales. Dl. 2. Nancy, 1736, p. 341-360 is er sterk op gebaseerd. Het manuscript werd heruitgegeven door F. VAN DE PUTTE en C. CARTON. Chronicon et cartularium abbatiae Sancti Nicolai Furnensis. Brugge, 1849. Door de vele correcties en aanvullingen in het originele handschrift wijken de verschillende tekstedities vaak sterk van elkaar af. Een meer uitgewerkte kopij van dit manuscript bevindt zich in het archief van de abdij van Grimbergen. Een andere versie, aangevuld met kopies van de voornaamste privileges en bezitstitels van de Veurnse Sint-Niklaasabdij werd opgenomen in één van de edities van de Sanctus Norbertus Canonicorum Praemonstratensium patriarcha in se et suis vario carmine celebratus. Douai, 1650, p. 364-440.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
SA Veurne, Oud Archief, nr. 1027 : bevat een aantal stukken over de opheffing van de overeenkomst tussen het stadsbestuur en norbertijnen (1713). De Vernietiging van het contrakt, aengegaen den 13 September 1617, op het faict van te instruieren de jonckheyt in de Latynsche taele, met den prelaet van dabdye van Ste Nicolaes, in Veurne werd uit het stedelijke resolutieboek (Witten boek) gekopieerd en integraal gepubliceerd door F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE. Geschiedenis der stad en kasselrij van Veurne, 2 dln. Gent, 1873-1875 (heruitgave Kortemark-Handzame, 1982), p. 126-127. SA Veurne, Verzameling Despot, nr. 4. De acta van het generaal kapittel van 1717 werden uitgegeven door J. B. VALVEKENS en L. VAN DIJCK in de Acta et Decreta Capitulorum Generalium Ordinis Praemonstratensis. Tomus V 1657-1738, in afleveringen gepubliceerd in de Analecta Praemonstratensia, 60-68 (1984-1992) p. 1-400.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
SA Veurne, Verzameling Despot, nr. 5: plattegrond van het abdijcomplex (1644). Plattegronden van de abdij, die de bouwsituatie weergeven van vóór ca. 1795, bevinden zich tevens tussen de wetenschappelijke notas van kanunnik Despot in SA Veurne, Verzameling Despot, nr. 47. Een gravure van het abdijcomplex na de achtereenvolgende verbouwingen door Christiaan Druve en Paul de Gomiecourt, van de hand van graveur Lodewijk van Tielt is te vinden in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 2. Keulen, 1641, p. 480 en Dl. 3. Brussel, 1735, p. 119. De ligging van het abdijcomplex aan de rand van de stad kan tevens worden afgelezen van het stadsplan van Veurne door Vedastus de Plouich, weergegeven in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 2, Keulen, 1641, p. 478-479 en Dl. 3, Brussel, 1735, p. 107-108. Zie ook A. VERBOUWE. Iconografie van de gemeenten van West-Vlaanderen. Dl. 1: Iconografie van het arrondissement Veurne. Brussel, 1950, nrs. 558-562, 564 en 593 en de afbeeldingen nrs. 30, 31, 32, 34 en 35.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
De namen van 60 religieuzen (56 monniken en 4 novicen) die in 1646 in de norbertijnenabdij verbleven, zijn te vinden in SA Veurne, Verzameling De-spot, nr. 10: Nomina Abbatis et Religiosorum professorum St Nicolai furnensis superstitum anno 1646 (1646). Ook de prefect van het college en de zes leraars worden erin vermeld. Het verslag van de kapittelvergadering van 23 oktober 1713 in kopie in SA Veurne, Oud Archief, nr. 1027 vermeldt de namen van slechts 24 kloosterlingen, onder wie de praefectus gymnasii en twee priesters belast met het onderwijs. Een vollediger namenlijst van prioren (1159-1789) en overige religieuzen (1583-1839) is te vinden in F. VAN DE PUTTE en C. CARTON. Chronicon et cartularium abbatiae Sancti Nicolai Furnensis. Brugge, 1849, p. 34-52. Enkele korte biografische notities over de opeenvolgende abten van de Veurnse Sint-Niklaasabdij (1135-1797) zijn opgenomen in het derde deel van N. HUYGHEBAERT, L. DANHIEUX, P. FAVOREL en U. BERLIÈRE. Monasticon belge. Tome III: Flandre occidentale. Luik, 1960-1978, p. 593-629. Het originele necrologium van de Sint-Niklaasabdij te Veurne ging verloren tijdens de godsdiensttroebelen op het einde van de 16de eeuw. Wel werd het in 1641 een eerste maal gereconstrueerd door prior Pieter de Waeghenaere (RA Brugge, Aanwinsten, nr. 6973).
12.Bibliotheekcatalogi
Verscheidene auteurs vermelden het bestaan van een Catalogus librorum qui in Bibliotheca abbatiali Sti Nicolai, ordinis premonstratensis furnis inveniuntur in SA Veurne, Verzameling Despot. Het stuk in kwestie kon niet worden teruggevonden. De bewaarplaats van een aantal manuscripten uit de Veurnse norbertijnenbibliotheek wordt vermeld in Monasticon belge. Tome III. Flandre occidentale. Luik, 1960-1978, p. 589.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Volgens N. HUYGHEBAERT, L. DANHIEUX, P. FAVOREL en U. BERLIÈRE. Monasticon belge. Tome III. Flandre occidentale. Luik, 1960-1978, p. 591 liet Pierre Vermeulen als studieprefect in 1623 een argumentatio drukken van een toneelstuk betreffende La guerre de Bohême. Zie ook E. VANDERSTRAETEN. 'La musique aux Pays-Bas avant le XIXe siècle'. Annales de la Société dEmulation pour létude de lhistoire et des antiquités de la Flandre, 24 (1872) p. 107. Zie ook : SB Brugge, B 576, nr. 5.
Bovenstaande historische notitie is voornamelijk gebaseerd op de studie van F. VAN DEN BERGHE. Geschiedenis van de Latijnsche Schoole en van het Bisschoppelijk College te Veurne. Veurne, 1952. Een verkorte versie werd in 1953 uitgegeven als F. VAN DEN BERGHE. De Latijnsche schoole van Veurne. Langemark, 1953. Deze behandelt de geschiedenis van het Latijns onderwijs te Veurne tot 1851. Qua inhoud vertonen beide werken een duidelijke verwantschap met de bescheidener bijdrage van D. DALLE. Historiek van het Koninklijk Atheneum te Veurne (1851-1951). Veurne, 1951. Deze werken zijn interessante bronnen op zich om na te gaan hoe men in de jaren 50 zowel vanuit katholieke als vrijzinnige hoek probeerde de geschiedenis van de Latijnse school te recupereren. Enkele extra gegevens en bronnenuitgaven betreffende het Latijns onderwijs te Veurne zijn ook te vinden in F. DE POTTER, E. RONSE en P. BORRE. Geschiedenis der stad en kastelnij van Veurne, 2 dln. Gent, 1873-1875 (heruitgave Kortemark-Handzame, 1982)
Voor verdere informatie over de orde van Premonstreit verwijzen wij onder meer naar J. JANSEN. La Belgique norbertine ou lordre de Prémontré en Belgique à travers huit siècles dexistence 1120-1920. Tome 1. Histoire générale. Averbode, 1920 en J. BREUGELMANS, M. DE KERPEL en C. MERCKAERT. De Orde van Prémontré, dl 1. Bibliografie (Studies verschenen tussen 1950 en 1986) (Archief- en bibliotheekwezen in België. Extra nummer 30). Brussel, 1987. In het tweede deel van zijn Monasticon Praemonstratense. Id est historia circariarum atque canonicarum candidi et canonici ordinis Praemonstratensis, 3 dln. Straubing, 1949-1960 wijdt ook N. BACKMUND een uitvoerige notitie aan de geschiedenis van de Veurnse norbertijnen. Men vindt er tal van verwijzingen naar archivalia en literatuur. Het meest volledige overzicht van bronnen én literatuur over de Sint-Niklaasabdij is samen met een historiek van de stichting en een korte biografie van de opeenvolgende abten opgenomen in het derde deel van N. HUYGHEBAERT en L. DANHIEUX, P. FAVOREL en U. BERLIÈRE. Monasticon belge. Tome III. Flandre occidentale. Luik, 1960-1978, p. 585-629. Een uitgebreide bibliografie over de Veurnse witheren van de Sint-Niklaasabij werd eveneens opgenomen in E. VAN GELDER. Bibliografie van Veurne. Veurne, 1987; E. VAN GELDER. Bibliografie van Veurne. Bijvoegsel en aanvullingen 1986-1991. Veurne, 1992 en M. NUYTTENS. Repertorium van kloosters en abdijen in West-Vlaanderen (Bibliografische inleiding tot de Belgische kloostergeschiedenis vóór 1796, dl. 11). Brussel, 1997.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117898_DUT