---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1657-1796
Datering: 21 oktober 1627 (toelating vestiging minderbroeders); 27 oktober 1657 (opening college); 1796 (uitdrijving minderbroeders en sluiting college).
Studentenaantallen: 38 (1778); 41 (1779); 42 (1780); 26 (1781); 23 (1782); 27 (1783); 31 (1784); 36 (1785); 36 (1786); 30 (1789); 6 (1794); 7 (1795); 12 (1796); gegevens uit: D. BERAT en G. HOUWEN. Historisch overzicht bij het derde eeuwfeest van het Sint-Stanislas college te Poperinge (1657-1957). S.l., s.d., p. 12; ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A-B en RA Brugge, Leiedepartement, nrs. 95 en 2931.
De oudste vermeldingen van Latijns onderwijs te Poperinge zijn te vinden in de stedelijke resolutieboeken, bewaard op het Poperingse Stadsarchief. Hieruit blijkt volgens Berat en Houwen dat het stadsbestuur in 1615 Pieter Renynghe licentiaet in de medecinen tot schoolmeester aanstelde, met de expliciete opdracht de schoolgaande jeugd ook Latijns onderricht te verschaffen. In 1642 besloten de schepenen een jaarwedde toe te kennen aan twee kapelanen voor het doceren in de Latijnse school. Mogelijk betreft het hier Latijns onderwijs aan de zogenaamde hooghere scoole, waarvan Schoonaert de oprichting situeert in september 1538. Volgens laatstgenoemde auteur bestond tijdens de 13de eeuw te Poperinge ook reeds een proosdijschool
In zijn streven de stad van een degelijke humanioraopleiding te voorzien vond de Poperingse magistraat ook steun bij de invloedrijke abt van de Sint-Bertinusabdij te Saint-Omer. Als wereldlijk heer van de stad had deze prelaat reeds op 21 oktober 1627 aan de paters recolletten de toelating verleend om zich te Poperinge te vestigen. De abt kocht hiertoe enkele huizen met bijhorende gronden gelegen in de Gasthuysstraete, waar tussen 1630 en 1642 de nieuwe kloostergebouwen werden opgetrokken. De bijhorende Sint-Jozefskerk werd pas in 1664 afgewerkt. Tussen 1680 en 1720 werd het klooster een tijdlang ingenomen door Franse minderbroeders. Onder hun bewind werden klooster en kerk in 1693 door brand vernield. Na hun terugkeer herstelden de Vlaamse minderbroeders de aangerichte schade, zodat er in 1773 opnieuw 19 priesters en vier lekenbroeders aan het klooster verbleven
In 1656 verzochten het stadsbestuur en de abt van Sint-Bertijns de gardiaan van het Poperingse minderbroedersklooster een Latijnse school te openen. Op 7 mei van dat jaar werd het rekwest voorgelegd aan het provinciaal kapittel te Gent, dat meteen zijn goedkeuring gaf. De orde verbond zich ertoe voortaan minstens twee paters met het onderwijs te belasten, terwijl de magistraat de nodige gebouwen ter beschikking stelde en tevens in het onderhoud ervan voorzag. Daarnaast dekten de schepenen ook de kosten van het schoolgerief en de jaarlijkse prijsuitdelingen. Om de drie jaar bekostigden zij een nieuw habijt voor beide leraars
Op 27 oktober 1657 opende het college zijn deuren. De eerste lesgevers waren de paters Archangelus De Clercq en Angelus Ingels. Van 1658 tot 1660 werd school gehouden in de woonst van Meester Gheraert, vermoedelijk de laatste leraar die van stadswege werd aangesteld. Waar het college de daaropvolgende jaren was gevestigd, is niet helemaal duidelijk. Pas op 19 augustus 1665 kocht het stadsbestuur een huis, genaamd Het Haentjen, gelegen naast het klooster. Op het gelijkvloers werden de klaslokalen ingericht en op de eerste verdieping werd een ruime area of aula voorzien voor de jaarlijkse toneelopvoeringen en prijsuitdelingen. Datzelfde jaar nog liet de magistraat er een podium timmeren
Qua leerprogramma en studiecyclus heeft men te Poperinge aanvankelijk hetzelfde stramien gevolgd als in de overige minderbroederscolleges: drie cycli (rudimenta, grammatica en humanitates-eloquentia) verdeeld over acht klassen. De achtste klas werd evenwel nooit ingericht. Wel gebeurde het dat de paters aan sommige begaafde studenten na afronding van de humanioraklassen nog privé-lessen gaven in de dialectica. De bewering van Berat en Houwen dat de studiecyclus in het Poperingse minderbroederscollege nooit meer dan vijf klassen omvatte, stoelt op de indeling van de humaniora in een zesjarige cyclus, die pas na de Theresiaanse onderwijshervormingen een feit was. In navolging van het keizerlijk decreet van 1766 was het lerarenkorps in elk geval reeds in 1767 met een derde leerkracht aangevuld. Ook het Plan provisionnel détudes (24 september 1777) werd in het Poperingse college doorgevoerd (zie nr. 6). Volgens het rapport van inspecteur Beaurepaire uit 1779 ondernam vooral de Poperingse stadsmagistraat heel wat inspanningen om de implementatie van het nieuwe leerplan te realiseren
Dankzij de jaarlijkse rapportering van het aantal ingeschreven scholieren aan de Koninklijke Commissie der Studiën beschikken wij vanaf 1778 over vrij betrouwbare cijfergegevens betreffende de schoolbevolking. Tussen 1778 en 1789 verbleven gemiddeld een 30-tal scholieren aan het college. Iets meer dan de helft van deze scholieren (ca. 60%) was afkomstig uit Poperinge. Voor het overige werden studenten ingeschreven uit Reningelst, Oostvleteren, Westvleteren, Noordschote, Roesbrugge, Haringe, Beveren, Stavele, Leffinge, Steenvoorde, Strazele, Steenwerck, Veurne, Kortrijk, Oudenaarde en Gent. Aan het college was geen pensionaat verbonden. Tot aan de invoering van de verplichte schoolgelden of minervalia (22 september 1777) was ook in Poperinge het onderwijs volstrekt kosteloos. Hier extrapoleren Berat en Houwen opnieuw gegevens van na 1777 naar de volledige 17de en 18de eeuw
Na de Franse annexatie nam het aantal scholieren pijlsnel af: waar er bij het begin van het schooljaar 1795-1796 nog 30 waren ingeschreven, studeerden er uiteindelijk slechts 12 af. Op 1 oktober 1796 telde men nog slechts zeven studenten, onder de hoede van de pater-leraars Fidèle Py en Antoine Van Overbeke. Na de plundering van het convent werden de resterende 14 Poperingse minderbroeders (11 paters en drie lekenbroeders) in november 1796 uit hun klooster verdreven. Pas in 1804 werd de draad van het humanioraonderwijs te Poperinge terug opgenomen. Met steun van het stadsbestuur opende de uitgeweken Franse geestelijke Petrus Varlet, voormalig president van het seminarie te Sint-Winoksbergen, er een privé-school, die uiteindelijk in 1809-1810 door de Franse overheid als secundaire school werd erkend. Op haar hoogtepunt telde de school 88 scholieren; er was ook een internaat aan verbonden. Het bisdom Gent leverde eerst één (1808) en daarna twee extra priester-leraars (1809). Vanaf 10 april 1814 werd de school gedurende een half jaar gesloten
Nog vóór het aantreden van Willem I heropende de stadsmagistraat reeds op 1 oktober het college, maar het werd in 1825 opnieuw gesloten. Pas na de Belgische Revolutie diende het Poperingse stadsbestuur in 1831 opnieuw een verzoek in, ditmaal tot de inrichting van een officiële lagere school met bijgevoegde middelbare klas. Deze école moyenne moest het echter al gauw afleggen tegen het in oktober 1832 opgerichte collège-pensionnat van E.H. Benoit Frutsaert. In december van dat jaar werden beide scholen gefuseerd. De school draagt sinds het midden van de 19de eeuw de officiële titel van bisschoppelijk college Sint-Stanislas. In 2001 werden de ASO-studierichtingen van het Sint-Stanislascollege en het Sint-Franciscusinstituut (de vroegere meisjesschool) samengevoegd tot één enkele instelling met de nieuwe naam Sint-Janscollege
Het voornaamste archiefmateriaal van het Poperingse minderbroederscollege annex klooster is te vinden in:
AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nrs. 1 en 2 (geen toegang). Het conventsarchief bestaat uit twee omvangrijke klemmappen. Naast een oude inventaris van het kloosterarchief (Elenchus), rekeningen en financiële staten van het klooster (1644-1732), briefwisseling over de herstelling van het kerkorgel (1739-1741) en een dossier betreffende de bouw van de kerk en het klooster (met plannen en constructietekeningen), werden in de eerste map ook een aantal stukken over de Latijnse school (briefwisseling, schoolreglement, programmas van publieke oefeningen) gebundeld (bundel Gymnasium Poperinganus). De tweede map bevat onder meer een belangrijk aantal documenten over de stichting en organisatie van het Poperingse recollettenklooster (1627-1750). Men vindt er ook briefwisseling, testamenten, enz.
Archiefmateriaal dat door andere archiefvormers over het Poperingse minderbroederscollege annex klooster werd verzameld, zit verspreid over de volgende bestanden:
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc. Pope. nr. 1 (geen toegang). Het provinciale archief van de minderbroeders te Sint-Truiden bewaart in een aantal handschriftenkasten de voornaamste registers van de onderscheiden Belgische kloosters. Van het Poperingse minderbroederscollege werd enkel een moderne kopie van het verloren gegane conventsregister bewaard (zie nr. 2). In een bijgevoegde enveloppe vindt men tevens een niet genummerde lijst van gardianen en enkele kloosterinventarissen (zie nrs. 11 en 12).
SA Poperinge, groep IV, map F53 (Kloosters): Recolletten (1612-1818) (toegang: W. TILLIE. Stad Poperinge. Inventaris van het oud archief. Poperinge, 1976). De nrs. F 37-F 54 bevatten een alfabetische trefwoordenlijst met handgeschreven uittreksels uit verscheidene bundels van de hand van de vroegere stadsarchivaris Fiers. De map Kloosters bevat 41 fiches over de Poperingse recolletten met verwijzingen naar de stedelijke resolutieboeken, stadsrekeningen, kerkrekeningen van O.-L.-Vrouw, enz. Een aantal van de hierin beschreven stukken werden tevens teruggevonden in SA Poperinge, doos Recolletten (1733-1795) (niet genummerd, geen toegang). Deze bevat kopies van een aantal stukken uit het conventsarchief bewaard te Sint-Truiden, alsook enkele rekeningen, kwitanties, processtukken, koopakten, enz. Daarnaast vindt men er ook enkele stukken over financiering van het onderwijs door het stadsbestuur en briefwisseling met de Koninklijke Commissie der Studiën (1777-1791).
SA Poperinge, groep IV, map F45 (Q-R-S): Scholen (1538-1681) (toegang: W. TILLIE. Stad Poperinge. Inventaris van het oud archief. Poperinge, 1976). Ook deze fichemap verwijst onder het lemma Scholen naar enkele passages in de stadsrekeningen en resolutieboeken over Latijns onderwijs te Poperinge.
Verder kan nog verwezen worden naar: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 28A, 31A-B en 33A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]); RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nrs. 843 en 847 (toegang: M. NUYTTENS. Inventaris van de verzameling Cumulus Ecclesiasticus. Brussel, 1998) bevat een omslag met stukken in verband met de financiering van het onderwijs van de paters recolletten door het Poperingse stadsbestuur (17de-18de eeuw) en briefwisseling van de pater provinciaal met de magistraat over het verstrekte onderwijs (1767).
Voor meer informatie betreffende het onderwijs te Poperinge tijdens de Franse periode kan tenslotte worden verwezen naar de enquêtes en correspondentie in RA Brugge, Leiedepartement, nrs. 95, 2923, 2926, 2931 en 2933 (toegang: J. DE SMET. Inventaris van het Archief van de Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, 1794-1814. 1° Arrondissement de la Flandre Occidentale. 2° Administration centrale du Département de la Lys. 3° Préfecture de la Lys. Brussel, 1951).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Stukken met betrekking tot de stichting van het klooster in 1627 werden gebundeld in AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 2. De voornaamste akten hieruit werden eveneens gekopieerd in het conventsregister (Regestum fundationis ac fundatorem) (zie nr. 2). RA Brugge, Oorkonden met blauw nummer, nr. 4036 bevat een charter (met kopie) waarin de abt van Sint-Bertijns het patronaatsrecht van het door hem geïnstalleerde klooster op zich neemt (17 januari 1635).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Chronologisch geordende historische gegevens in kroniekvorm (Registrum historicum de ortu, et progressu hujus conventus) zijn te vinden in het conventsregister van het Poperingse minderbroederscollege: AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Pope. nr. 1. Het betreft een moderne kopie door pater Pholianus Naessen van het Registrum praecipuarum rerum quae servantur in archivo conventus Poperinghani, dat vroeger berustte in de Ieperse stadsbibliotheek. Het ging echter tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren. Een afschrift wordt bewaard in SA Poperinge, nr. 490.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 1 bevat een dossier over de bouw van de kerk en het klooster. Men vindt er enkele partiële plannen en constructietekeningen, waaronder een modelle turris ecclesie nostre Poperinge (vier exemplaren, s.d.), een altaarconstructie (s.d.) en een plan van het klooster (twee exemplaren, 1692). Het kloostercomplex van de minderbroeders wordt tevens aangeduid op een zicht op de stadskern van Poperinge, weergegeven in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 2, Keulen, 1641, p. 646 en Dl. 3, Brussel, 1735, p. 353. ). Een plattegrond van het minderbroedersklooster uit 1642 wordt bewaard in SA Poperinge, nr. 490 E.
5.Schoolreglementen
AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 1: Regulae collegii Poperingani. Regulae ad pietatem spectantes (s.d.). AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 2 bevat een intern kloosterreglement getiteld Modus vivendi Residentiarum (s.d.).
6.Leerplannen en leerboeken
SA Poperinge, doos Recolletten bevat een handgeschreven versie van de Ordre et Tems à observer dans lexécution du plan provisionnel détudes pour tous les enseignemens des Provinces Belgiques (17 september 1778), met begeleidende briefwisseling over de implicaties van het nieuwe leerplan, uitgaande van de Koninklijke Commissie der Studiën. Een algemeen leerplan voor de colleges van Diksmuide, Tielt, Poperinge en Eeklo aangepast aan de Theresiaanse onderwijsinstructies kan worden teruggevonden in: AMS, Archivum Conventuale Thiletanum, nr. 1: Ordinata circa collegia studiosae juventutis, quae subsunt moderamine FF. Minorum in oppidis Dixmudensi, Thiletano, Poperingano et Ecloniano (1777). Dit bevat tevens een exemplaar van de Regulae pro magistris collegiorum van pater Adrianus Van den Berghe (s.d.) en het Beworp der studien van de Schietere de Caprijcke (1777) (zie Minderbroederscollege Tielt).
7.Scholierenlijsten
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B. Voor de jaren 1778-1781 diende de provinciaal van de Vlaamse minderbroedersprovincie een gezamenlijk overzicht in van scholierenaantallen (zonder naamsvermelding) van de colleges van Diksmuide, Eeklo, Poperinge en Tielt. Van 1782 tot 1786 zond men vanuit het college te Poperinge afzonderlijke lijsten door. Die van het jaar 1784 ontbreekt. Per klas worden de scholieren er met voornaam, familienaam en plaats van herkomst vermeld. Enkel in de lijst van 1786 wordt de plaats van herkomst niet meer weergegeven.
10.Schoolschriften
BA Brugge, Bisdom Brugge, nr. C494: Petrus Haline de Villefort per Orationem de Studii necessitate et utilitate, schoolschrift van Petrus Haline de Villefort (s.d.). SA Poperinge, groep IV, map F53 (Kloosters): Recolletten verwijst naar een lijst van handboeken door de gardiaan ontvangen van het stadsbestuur (oktober 1779), opgenomen in de stedelijke resolutieboeken.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, niet genummerd: Series P.P. Guardianorum Conventus Poperinghanii OFM met kopie (1627-1796). Een gelijkaardige lijst van gardianen is tevens te vinden in het gekopieerde conventsregister (zie nr. 2).
12.Bibliotheekcatalogi
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, niet genummerd: Inventaire faict au Couvent des Pères Recollets de Poperinge 1680 (3 exemplaren) met bibliotheekcatalogus.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Vermeldingen van de titels van opgevoerde toneelstukken (1751-1763) zijn te vinden in de inventaris van het klooster- en collegearchief (Elenchus) in AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 1. Het betreft de inventarisatie van enkele - hoogstwaarschijnlijk verloren gegane - toneelprogrammas. Dezelfde vermeldingen werden opgenomen in het Generale Repertorium van de Vlaamse minderbroedersprovincie door pater VAN ABEELE (AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Rz51) p. 245-246: (Gymnasium Poperinganum). Programmas van publieke oefeningen: BA Brugge, nr. C 494 (s.d.); AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 1 (juni 1778-augustus 1778). ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 28A (1784). Overige titels: AMS, Archivum Conventuale Poperinganum, nr. 1: Exercitatio Geographica de ultimo orbis septentrionali tractio (s.d.). SA Poperinge, doos Recolletten bevat enkele uittreksels uit de stedelijke resolutieboeken, onder meer over de aanpassingen aan het theater van het college (1769), het houden van de jaarlijkse prijsuitdeling (1779) en een rekwest tot sponsoring van prijsboeken door het stadsbestuur (1682). Ook SA Poperinge, groep IV, map F53 (Kloosters): Recolletten verwijst regelmatig naar de resolutieboeken en stadsrekeningen voor vermeldingen over schooltoneel, de deelname aan publieke manifestaties (ommegang) en de sponsoring van prijsuitdelingen.
Verder kan er nog verwezen worden naar: UB Antwerpen, ISLN Ren Dra, nrs. 28 (1724), 152 (1727) en 165 (1725) en naar KB, hs. II 4871 (Théâtre déducation. Receuil de pièces latines représentées dans les collèges des capucins de Poperinghe et de Dixmude (1764-1769), bevat een aantal programmas van toneelstukken opgevoerd aan de colleges van de minderbroeders te Poperinge en Diksmuide. De plaats van opvoering staat niet altijd even duidelijk vermeld).
17.Attesten/diplomas en briefwisseling van scholieren
Gegevens betreffende de beleving van het schoolleven omstreeks het midden van de 18de eeuw, vanuit het perspectief van de scholier zijn te vinden in de kroniek van oud-leerling Petrus Cuvelier, uitgegeven door P. CUVELIER en J. DE SMET. Zuid-Westvlaamse tijdskroniek uit de Oostenrijkse en Franse tijd (1761-1814): het Memoriael van Reninghelst, 2 dln. Brugge-Assebroek, 1970.
18.Inspectieverslagen
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A: Inspectierapport Beaurepaire (30 oktober 1779). Gegevens met betrekking tot het onderzoek van de commissie naar de kwaliteit van het verstrekte onderwijs in de verschillende Zuid-Nederlandse colleges (1780-1783) is te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27 en 28. Ook het onderricht verstrekt aan het college van de minderbroeders te Poperinge werd naar aanleiding hiervan doorgelicht onder meer aan de hand van de eerste trimestriële rapporten van de principaal, programmas van publieke oefeningen, themata, schoolschriftjes, compositiones enz
Deze door de schooldirectie opgezonden stukken werden na de doorlichting blijkbaar niet allemaal teruggezonden.
SA Poperinge, doos Recolletten bevat een inspectie-enquête over de staat van het college (9 mei 1791). SA Poperinge, groep IV, map F53 (Klooster): Recolletten) verwijst naar het antwoord van het stadsbestuur en de prefect van het college op een circulaire uitgaande van de arrondissementele overheid met vragen over de staat van het humanioraonderwijs in Poperinge (18 januari 1795), opgenomen in de stedelijke resolutieboeken.
RA Brugge, Leiedepartement, nrs. 95 en 2931 bevatten de antwoorden van de Poperingse magistraat op de circulaires van 11 nivose III en 13 prairial IV uitgaande van het arrondissementsbestuur West-Vlaanderen en het Leiedepartement met vragen over de toestand van het humanioraonderwijs in de stad (29 nivose III en 9 messidor IV). Het eerste antwoord werd ook opgenomen in de stedelijke resolutieboeken. Voor het antwoord op de tweede circulaire zie ook: A. DE SCHREVEL. Histoire du petit séminaire de Roulers, précédée dune introduction ou coup doeil sur létat de lenseignement moyen dans la région correspondant à la Flandre occidentale actuelle. Roeselare, 1906, p. 39.
Bovenstaande historische notitie is voornamelijk gebaseerd op het gedenkschrift van D. BERAT en G. HOUWEN. Historisch overzicht bij het derde eeuwfeest van het Sint-Stanislas college te Poperinge (1657-1957). S.l., s.d. Een afgeleid artikel betreffende de geschiedenis van het minderbroederscollege werd gepubliceerd door G. HOUWEN. 'Bij een derde Eeuwfeest. Het college der stede van Poperinge. De Latijnsche Schoole'. Weerzien. Orgaan van de Oudstudentenbond van het St.-Stanislascollege Poperinge, 3 (1956) 2, p. 4-9. Enkele aanvullende gegevens over het schoolleven aan het Poperingse college halverwege de 18de eeuw zijn te vinden in de kroniek van oud-leerling Petrus CUVELIER, uitgegeven door P. CUVELIER en J. DE SMET. Zuid-Westvlaamse tijdskroniek uit de Oostenrijkse en Franse tijd (1761-1814): het Memoriael van Reninghelst, 2 dln. Brugge-Assebroek, 1970.
Er werd een alfabetische lijst van leerkrachten opgesteld door R. ORROI. Leerkrachten Lagere school, School voor aangepast onderwijs, Secundaire school (1657-2001). Alfabetische lijst. Poperinge, 2001 (raadpleegbaar in het Poperingse Stadsarchief). Men werkt er, onder meer aan de hand van gegevens uit de bewaarde palmaressen, momenteel ook aan een alfabetische scholierenlijst (1657-2001)
Zeer recent verscheen F. DENYS en H. VANDENBERGHE. Voorgeschiedenis van het College te Poperinge. Het Recolettenklooster 1628-1796, het Latijns Recolettencollege 1657-1796 en het Stadscollege 1809-1812 en 1814-1825 te Poperinge. Uitgave Archief College Poperinge III. Roesbrugge, 2007
Voor secundaire bibliografische gegevens verwijzen wij naar F. DENYS. Bibliografie van Poperinge en omliggende gemeenten. Poperinge, 1975; M. NUYTTENS. Repertorium van kloosters en abdijen in West-Vlaanderen (Bibliografische inleiding tot de Belgische kloostergeschiedenis vóór 1796, dl. 11). Brussel, 1997 en het Lexikon van de Belgische Minderbroederskloosters, 2 dln. Brussel, 2002.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117884_DUT