---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1608-1796
Datering: 1607/1608 (oprichting van het klooster); 30 september 1608 (opening van het college); 1625-1626 (bouw van een college); 1794-1796 (onderbreking van het onderwijs); 1 september 1796 (opheffing klooster); 23 januari 1797 (her-opening college); november 1797 (sluiting college).
Studentenaantallen: 16 (1608); 190 (1625); 239 (1773); 131 (1778); 130 (1779); 141 (1780); 129 (1781); 142 (1782); 123 (1783); 115 (1784); 89 (1785); 71 (1786); 82 (1787); 87 (1788); 112 (1789); 123 (1790); 107 (1791); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B en ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2372 en literatuur (zie infra).
Historische notitie
Onderwijs in het 16de-eeuwse Antwerpen
Tot 1521 monopoliseerde de school van het O.-L.-Vrouwekapittel het Latijns onderwijs te Antwerpen. Alhoewel de geestelijken in de 15de eeuw nog stevig de touwtjes in handen hadden, raakte de school in het begin van de 16de eeuw meer en meer onder invloed van humanistische leken. Naast rector Joannes Custos maakten verschillende bekende humanisten, zoals Petrus Mensius, Judocus Velareus, Adrianus Lucas deel uit van het lerarenkorps
In 1521 werden er in de parochies van Sint-Walburgis, van Sint-Joris en van Sint-Jacob drie nieuwe parochiescholen of papescholen opgericht. Aan dit lijstje werd na de oprichting van de Sint-Andriesparochie op 29 mei 1529 nog een vierde school toegevoegd
De opstand tegen het Spaanse bewind in de tweede helft van de 16de eeuw en de protestantisering hadden ernstige gevolgen voor het onderwijs. In het hoogtepunt van de strijd werden de Latijnse parochiescholen hetzij gesloten of geprotestantiseerd. Bovendien speelde ook het humanisme een rol in de 'val' van het traditionele onderwijssysteem. Verschillende humanisten zoals onder andere Nicolaus Buscoducensis, rector van de school van de O.-L.-Vrouweparochie, hadden sympathieën voor het opkomend Lutheranisme of werden ermee geassocieerd
Vanaf 1585 werd de oude toestand van het onderwijs hersteld, waarbij een aantal bijkomende maatregelen werden getroffen om het lerarenkorps te controleren en 'op het rechte pad' te houden. Voor het herstel van de kapittelschool van de O.-L.-Vrouweparochie had de stad een bedrag van 1000 gulden over. Ondanks de concurrentie met de jezuïeten kreeg deze school dankzij rector Rombout Verdonck en een aantal bekende leraars zoals Levinus Basius en Hendrik Lombaert zijn oude luister terug. In 1590 liepen onder andere Balthasar en Jan Moretus en Pieter Paul Rubens er school. Ook elders kwam het Latijnse onderwijs opnieuw op gang
Naast de colleges waren er te Antwerpen ook diverse privé initiatieven: Adriaan Verdonck met Andries Dijck en Rudolphus Concerchius als ondermeesters, Dirk Bruyn, Peter Bollens enz
Een bijzondere vermelding verdient Thomas Schenkels (cfr. Grootschool Mechelen)
Onder druk van de nieuwe colleges werden de oude Latijnse scholen in de 17de eeuw teruggedrongen tot een tweederangsrol als vooropleidingsinstituten voor geestelijken. Met uitzondering van de O.-L.-Vrouweschool en de Sint-Jorisschool verdwenen deze onderwijsinstellingen rond 1700. De school van het O.-L.-Vrouwekapittel werd door de Fransen op het einde van de 18de eeuw afgeschaft. Over de Sint-Jorisschool hebben we geen verdere gegevens
De tweede vestiging van de augustijnen
Reeds in 1513 verbleven er augustijnen-observanten te Antwerpen. De overstap van deze gemeenschap naar het lutheranisme leidde uiteindelijk tot de opheffing van het convent in 1522-1523. In de tweede helft van de 16de eeuw gingen er opnieuw stemmen op om een augustijnenklooster op te richten. De orde zette in 1607 de nodige stappen en kreeg eind 1607- begin 1608 zowel van de kerkelijke overheid als van de stadsmagistraat de toestemming. Gezien de vroegere problemen met de augustijnen-observanten gebeurde dit aanvankelijk met de nodige aarzeling. Op 30 september 1608 openden de augustijnen een college
De paters werden in het huis De Ketel in de Everdijstraat gehuisvest. Dit complex groeide zeer snel uit met o.m. de bouw van een kloosterkerk in de Kammenstraat en de verwerving van verschillende eigendommen in de Oudaan, de Everdijstraat en de Kammenstraat. Pas in 1623 volgde de eigenlijke bouw van het klooster. Vanaf 1625-1626 werd, met financiële ondersteuning van de stad, een volwaardig collegegebouw gerealiseerd. Voor de bouw van de ingang kocht men in juni 1626 drie huizen in de Kammenstraat. Mogelijk volstond deze accommodatie na een zekere tijd niet meer voor het groeiende aantal scholieren, want op 12 april 1682 betaalden de paters 1200 gulden voor de fundamenten van een nieuw schoolgebouw
Het augustijnenonderwijs was per provincie georganiseerd. Een door het provinciaal kapittel aangestelde commissie bepaalde het programma van de colleges, legde de begin- en einddatum van het schooljaar vast en zorgde voor voldoende beschikbare leraars. Een augustijnencollege, met een prefect aan het hoofd, telde aanvankelijk vijf klassen. Later werd dit naar zes verhoogd. In 1619 telde het Antwerps college zes leraars Latijn en één leraar Grieks. Mogelijk wijst dit al op zes klassen. Volgens D. Leyder bleef elke leraar in Antwerpen voor zijn eigen klas verantwoordelijk. In andere colleges volgde de leraar met zijn klas de gehele cyclus
De augustijnen visten in dezelfde vijver als de andere Antwerpse colleges. Er heerste dan ook een voortdurende concurrentiestrijd met het jezuïetencollege. Na de afschaffing van dit college verwierven de augustijnen quasi een monopoliepositie. Vanaf 1773 nam het aantal studenten dan ook spectaculair toe. Met de oprichting van het Koninklijk college daalde het aantal in het schooljaar 1777-1778 opnieuw met meer dan een kwart. Na de sluiting in 1794 steeg het opnieuw boven de 200
De euforie was echter van korte duur. Bij de aanvang van het schooljaar 1794-1795 werd de onderwijsactiviteit, onder meer ten gevolge van de deportatie van de leraars door de Fransen, bruusk afgebroken. Deze toestand duurde tot april 1795. De wet van 1 september 1796 verplichtte de augustijnen hun klooster te verlaten. Een laatste reddingspoging door prior Petrus Verhelst mislukte. Op 13 januari 1797 werd de kerk gesloten. Tien dagen later hervatten de augustijnen het humanioraonderwijs als gewone burgers in een door burggraaf C.A. Schotte ter beschikking gesteld pand in de Huidevettersstraat. In juni 1797 verhuisden de kloosterlingen naar het Huis van Hoogstraten tegenover de Sint-Andrieskerk. De laatste inschrijving vond op 2 oktober 1797 plaats. In november volgde het finale verdict en werden de klassen gesloten
Het bestand Antwerpen in het archief van de Belgische augustijnenprovincie te Gent (ABA) bevat stukken van/over het college. Het wordt momenteel volledig geïnventariseerd. Een voorlopige dactylografische inventaris is ter plaatse beschikbaar. Tijdelijk kan ook nog verwezen worden naar: A. KEELHOFF. Inventaris der archieven van verscheidene kloosters thans bewaard in het klooster der EE.PP. Eremijten-Augustijnen, vernieuwd in het jaar 1884 en bijgewerkt door A. VAN DEN BORN en N. TEEUWEN, dactylografische inventaris, ter plaatse te raadplegen, p. 105-106; (M. YPMA). Archiefstukken over het Augustijnenklooster te Antwerpen, dactylografische inventaris ter plaatse te raadplegen en M. SCHRAMA. 'The Archives of the 'Provincia Belgica''. Analecta Augustiniana, 39 (1976) p. 367-368). Het bestand is opgedeeld in verschillende rubrieken: 1. Handschriften m.b.t. de kloostergeschiedenis; 2. Financiën en goederenbeheer; 3. Personalia; 4. Kerk; 5. Relaties met de overheid; 6. Bedelorden; 7. Conventualia. In het kader van dit onderzoek kan vooral verwezen worden naar de nrs. 1, 5 en 7.
Het Bisschoppelijk archief van Antwerpen bewaart een groot deel van het kloosterarchief: Kloosterarchieven, nrs. K1 tot K7, 7 nrs. (1608-1802) (toegang: J. VAN DEN NIEUWENHUIZEN. De archieven van het bisdom Antwerpen (1559-1801) in het Diocesaan- en Kathedraal archief (Oud Antwerps Kerkarchief, 2). Antwerpen, 1971).
Het SA Antwerpen bezit verscheidene stukken m.b.t. de augustijnen en hun college. SA Antwerpen, Kerkelijke en caritatieve instellingen, nrs. K605-K606, K1325, K1944 (1589-1826) (toegang: G. ASAERT. Antwerpen, Stadsarchief. Inventaris van kerkelijke en caritatieve instellingen. Antwerpen, 1961 (aanvullingen tot maart 1996) (zie infra).
De enkele stukken die het RA Antwerpen bezit m.b.t. de Antwerpse augustijnen, hebben geen betrekking op onderwijsaangelegenheden (RA Antwerpen, Archief van het klooster de Augustijnen te Antwerpen, 4 nrs. (1734-1797) (toegang: Inventaris van de archieven van het klooster der augustijnen te Antwerpen (Reguliere geestelijkheid, nr. 17)).
In ARA, Koninklijke Commissie der Studiën zijn er weinig nummers die specifiek betrekking hebben op het augustijnencollege van Antwerpen (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]). Voor 1782 en 1783 werd er een verslag van de commissie, gebaseerd op de ingestuurde programmas en compositiones, bewaard. Volgens beide verslagen hielden de augustijnen zich aan de opgelegde voorschriften (nr. 27A). Lijsten met scholierenaantallen en de begeleidende brieven zijn te vinden in Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B. Onder nr. 32B wordt de kladversie van een brief aan de prior van de augustijnen bewaard. Deze brief informeert naar de redenen waarom de Antwerpse augustijnen geen gebruik maken van de door de overheid opgelegde lijst met handboeken.
De algemene toestand van het onderwijs op het einde van de 18de eeuw wordt beschreven in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 38A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991). In het register is een overzicht opgenomen van de bestaande colleges met gegevens i.v.m. de scholierenaantallen, de leraars, het aantal beschikbare middelen en de staat van de gebouwen.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
De nrs. 5.1 tot 5.4 van het bestand Antwerpen van het ABA hebben betrekking op de komst van de augustijnen en de oprichting van het college. De bundel met nr. K 605 in het bestand Kerkelijke en Caritatieve Instellingen in het SA Antwerpen bevat, naast stukken over de komst van de augustijnen, verscheidene documenten m.b.t. hun relatie met de stad. In deze context kunnen we ook verwijzen naar het archief van de Privilegekamer in SA Antwerpen. Voor gelijkaardige bescheiden zie ook: BA Antwerpen, Kloosterarchieven, nr. K1.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Het bestand Antwerpen van het ABA bevat onder het nr. 1.1 de kroniek Diarium Augustinianum in quo describitur Ingressus et Progressus Ordinis FF.Eremitarum S.P. Augustini in urbe Antverpiensi ab Anno 1607 van Franciscus Bellot (1685-1771). Ook het college komt hierin aan bod. Een nauwkeurige kopie (z. nr.) bevindt zich in het BA Antwerpen, waar ook een diarium (nr. K 2) bewaard wordt, een soort dagboek waarin de opeenvolgende oversten de uitbouw van het convent beschreven.
Naar het bestand provincialia kan verwezen worden omwille van het 6-delige handschrift van Nicolaas de Tombeur betreffende de geschiedenis van de Belgische provincie (N. DE TOMBEUR, Provinciae Belgicae seu Coloniensis, seu inferioris Alemanniae Ord. Erem. S. P. Augustini Descriptio. Dl. 4, p.199-267, Conventus Antverpiensis). Zijn werk is gedeeltelijk gebaseerd op de verloren kloosterkroniek van de eerste prior van Antwerpen Henricus Lancelotz.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
In het bestand Antwerpen van het ABA bevindt zich een brief waarmee de Franse overheid de augustijnen verbod oplegt om nog verder les te geven (1797; nr. 5.6.).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
SA Antwerpen, Fonds Plannen, tekeningen en prenten, nrs. 03.08a en 03.08b: twee gravures van het augustijnenklooster. Het collegegebouw wordt met de letter E aangeduid. Het stuk met nr. 03.08c is een niet gedateerde plattegrond van het klooster met het college. Dezelfde gravure bevindt zich in: A. SANDERUS. Chorographia Sacra Brabantiae. Tribus Voluminibus distincta. Dl. 2. Den Haag, 1727, f° 199 en 200: Augustiniani Antverpienses en in Le Grand Théâtre sacré du duché de Brabant divisé en deux volumes. Dl. 1. Den Haag, 1729, f° 134-135.
5.Schoolreglementen
Een exemplaar van de Leges scholarum Augustinianarum bevindt zich in ABA, Antwerpen, nr. 7.9.
6.Leerplannen en leerboeken
In ABA, Antwerpen wordt een stuk uit 1631 bewaard met de titel: Auctores exponendi apud P.P. Augustinianos (nr. 7.7).
9.Palmaressen
ABA, Antwerpen, nr. 7.10, bevat een register met palmaressen (1773-1797). Het geeft per klas de maandelijkse resultaten van de proeven weer. In SA Antwerpen, Kerkelijk archief, nr. K 1325 bevinden zich nog drie gedrukte palmaressen uit 1782, 1783 en 1790. K 605 bevat enkele brieven waarmee de augustijnen er bij het stadsbestuur op aandrongen om het nodige geld voor de prijzen uit te betalen. Het in D. LEYDER. De augustijnen te Antwerpen (1608-1797) . (Instrumenta Augustiniana, 2). Leuven-Heverlee, 1996, p. 219 gepubliceerde stuk, bevindt zich in privébezit.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Het register met palmaressen in ABA, Antwerpen, nr. 7.10 en ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 48B bevatten lijsten van leraars.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
In de KB te Brussel wordt een bundel met zowel Latijnse als Nederlandstalige toneelprogrammas (1671-1783) bewaard (KB, nr. II 25.982 A RP.). Voor een uitgebreide bespreking zie: G. PROOT. 'Het toneel van de Antwerpse augustijnen (1671 1783)'. De Gulden Passer. Jaarboek van de 'Vereniging der Antwerpse Bibliofielen', 76-77 (1998-1999) p. 183-294. In deze context kunnen we ook verwijzen naar de artikels van: F. PRIMS. 'Het Vlaamsch tooneel der Antwerpsche augustijnen'. Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde: Verslagen en mededeelingen, 15 (1936) p. 237-249 en F. PRIMS. 'Prijsuitdeeling bij de augustijnen'. Antwerpiensia: losse bijdragen tot de Antwerpsche geschiedenis, 10de reeks (1936) p. 339-346. Zie ook: E. WILLEKENS. 'Drama en toneel'. Antwerpen in de XVIIIde eeuw. Antwerpen, 1952, p. 276-298. J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98 geeft naast een analyse van het humanioratoneel een overzicht van de stukken die zich in SB Kortrijk, Fonds Goethals-Vercruysse bevinden. Ook het augustijnencollege van Antwerpen komt daarbij aan bod.
In het dossier over het Koninklijke college te Brugge (nr. 48B) bevinden zich verscheidene stukken over de Antwerpse augustijnen. Omstreeks 1780 vertrok er vanuit de commissie een brief naar de provinciaal van de augustijnen. Hierin werd aangedrongen op een kopie van de redevoeringen gehouden tijdens de laatste prijsuitreiking in het college. Het dossier bevat de volgende teksten: De Nieuwen tijd zegenpracht over de ouden (1779), Redevoering aengaende de nieuwe maetregels der studiën (1779), Redevoering van het maetregels van de jonkheyd in de studien te onderrichten (1779), Redevoering van den Nieuwen tijd, door dewelke hij wederlegt de redens van den Aenlegger ofte Ouden tijd aengaende de nieuwe maetregelen van de Studiën deselve uyt alle syne draght verdedigende (1779), Eindelijk Besluit der Redenvoeringe tusschen den Ouden ende Nieuwen tijd (1779); een verklaring van de prefect en een leraar van het augustijnencollege en een brief van Jacques Volaert, provinciaal van de augustijnen, als antwoord (22 oktober 1780) (met de volgende bijlagen: Oratio nobilissimos amplimissimosque dominos mecoenates Carmen elegiacum in obitum serenissime principis Caroli Alexandri Gubernatoris Belgii etc
. declamatam Antverpia in collegio M.P. Augustini 25tâ Augusti anni millesimi septingentesimi Octogesimi (25 augustus 1780) en Oratio in laudem civitatis Antverpiensis).
18.Inspectieverslagen Het decreetboek van het klooster (BA Antwerpen, Kloosterarchieven, nr. K 5) bevat naast kapittelverslagen, brieven van de generaal en de provinciaal ook visitatieverslagen. Zie ook: D. LEYDER. Toegang tot de decreetboeken bewaard in het Archief van de Belgische Augustijnenprovincie (Instrumenta Augustiniana, IV). Leuven-Heverlee, 1997.
Het basiswerk over de Antwerpse augustijnen, is: D. LEYDER. De augustijnen te Antwerpen (1608-1797) (Instrumenta Augustiniana, 2). Leuven-Heverlee, 1996. Naast de materiële toestand van en het onderwijs in het college schetst het boek een beeld van de augustijnen in het algemeen en te Antwerpen in het bijzonder. Het artikel 'Antwerpen' in het Monasticon Augustinianum Belgicum (Brussel, 1999) van dezelfde auteur biedt een beknopte geschiedenis van het klooster, een uitgebreide bibliografie en een bronnenoverzicht
De volgende artikels schetsen een algemeen beeld van het onderwijs te Antwerpen in de Nieuwe Tijd: M.A. NAUWELAERTS. 'Humanisme en onderwijs'. Antwerpen in de XVIde eeuw. Antwerpen, 1975, p. 257-300; H. DE GROOTE, 'De zestiende-eeuwse Antwerpse schoolmeesters'. Bijdragen tot de geschiedenis, 50(1967) p. 179-318 en 51(1968) p. 5-52; H. DE RIDDER-SYMOENS. 'Het onderwijs te Antwerpen in de XVIIde eeuw'. Antwerpen in de XVIIde eeuw. Antwerpen, 1989, p. 221-248. De scholen komen eveneens aan bod in K. DE RAEYMAKER. 'Aspecten van de Contrareformatie te Antwerpen in de zeventiende eeuw'. Antwerpen in de XVIIde eeuw. Antwerpen, 1989, p. 69-99. Voor de 18de eeuw kunnen we verwijzen naar het artikel van H. DE GROOTE. 'Onderwijs en geestelijke stromingen'. Antwerpen in de XVIIIde eeuw. Antwerpen, 1952, p. 348-372.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117822_DUT