---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1612-1797
Datering: november 1612 (vestiging dominicanen); december 1613 (eerste lessen); november 1614 (ingebruikname nieuw college); 1686 (omvorming van vicariaat tot priorij); 1733 (oprichting van een studentenverblijf); januari 1797 (uitdrijving door de Fransen).
Studentenaantallen: 41 (1778); 47 (1779); 49 (1780); 54 (1781); 48 (1782); 40 (1783); 33 (1784); 8 (1786); gegevens uit: F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794. Leuven, 1971, p. 190 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling) en ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
In 1611 verzocht de Lierse notabele Richard van Graesen in naam van het stadsbestuur de Antwerpse dominicanen een klooster op te richten. De jezuïeten zouden een eerder voorstel afgewezen hebben. In december 1611 kwamen Michael Ophovius, provinciaal van de orde, en de Antwerpse prior Joannes Boucquet naar Lier om daarover te onderhandelen. Hoewel er op 24 december een akkoord werd bereikt, zou het nog bijna een jaar duren eer het vicariaat effectief zijn deuren zou openen. De oorzaak hiervan kan gezocht worden in het gering enthousiasme van de nieuwe Antwerpse bisschop Joannes Malderus en een poging van de jezuïeten om stokken in de wielen te steken. Uiteindelijk volgde op 17 november 1612 de toelating van Malderus zodat de eerste dominicanen zich nog dezelfde maand te Lier konden vestigen. Ter gelegenheid van deze stichting verwierven de predikheren het Sint-Annagodshuis, het Sint-Joachimsgodshuis en de Kluizekerk. Bovendien werden ze vrijgesteld van belastingen en kregen ze het recht om jaarlijks vier omhalingen te organiseren. Als tegenprestatie zorgden de dominicanen voor predikatie, het toedienen van de sacramenten, ziekenhulp en onderwijs
In december 1613 vonden de eerste lessen plaats. Deze werden aanvankelijk in de kluis ingericht. Dat stuitte op protest vanwege de ouders die wezen op de perifere ligging en de overvloedige aanwezigheid van water, wat veiligheids- en gezondheidsrisicos inhield. Hierop werd de school naar nieuw verworven huizen in de Lisperstraat overgebracht. De eerste lessen in dit nieuwe gebouw, dat plaats bood aan 150 scholieren en 30 religieuzen, vonden plaats op 20 november 1614
De 17de eeuw bracht voor de Lierse predikheren, zeker na de afschaffing van het Antwerpse dominicanencollege in 1648, een periode van bloei. Dit uitte zich onder andere in 1686 in de omvorming van het vicariaat tot priorij. Naast het Sint-Thomascollege verwierven de paters ook het lager onderwijs,wat tot een kortstondig conflict met de oude stadsschool leidde
Tijdens de 18de eeuw kregen de dominicanen met een aantal problemen te kampen. De financiële toestand was verslechterd en de verhouding met de stad was erop achteruitgegaan. In 1718 wilde de stad Lier het oud klooster van de Engelse karmelietessen kopen om er een college in op te richten. De leiding ervan zou aan seculiere priesters worden toevertrouwd. De predikheren, vertegenwoordigd door prefect Thomas Van Siclers en prior Frans Joris, slaagden erin om deze plannen te dwarsbomen
Een lichtpunt vormde de door het stadsbestuur gesteunde oprichting van een tehuis voor studenten in 1733. De predikheren stelden hiervoor het huis De Kolf ter beschikking. De leiding werd door de seculiere priester Jacobus Cornelis waargenomen. De aanstelling van een seculier priester werd in ruil voor de steun van de dominicanen door de stadsmagistraat afgedwongen, vermits de paters zelf niet over voldoende financiële middelen beschikten. Daarenboven eiste de stad de benoeming van een seculier priester voor de retorica. Deze geestelijke zou door de stadsmagistraat aangesteld worden. Dit was echter een brug te ver en in februari 1734 besliste de kloosterraad om, indien de stad bleef volharden, de scholen te sluiten. Het stadsbestuur had ondertussen al een contract afgesloten met een zekere Lauwers. Uiteindelijk volgde een langdurige discussie waarbij het stadsbestuur probeerde te bewijzen dat de school hen toebehoorde. Vermits men er niet uitkwam, stelde de burgemeester de priester die de leiding over De Kolf had als leraar dialectica voor. In zijn antwoord wees de prior erop dat de dialectica geen deel uitmaakte van de humaniora en buiten het college kon worden gegeven. De dreiging van de dominicanen om de scholen te sluiten, leidde uiteindelijk tot het stilvallen van de zaak. De in 1691 verworven toelating om de dialectica te onderwijzen werd bij keizerlijk decreet in 1761 overigens ingetrokken. Anderzijds werd de oprichting van een retorica toegestaan. De stad zou, gezien de financiële problemen van de dominicanen, wel voor de noodzakelijke middelen moeten zorgen. Uiteindelijk reageerde de magistraat in 1767 positief. De paters zouden een jaarlijkse som van 160 gulden ontvangen. Dit ging wel ten koste van hun autonomie. De prior diende jaarlijks vier leraars voor te stellen. De uiteindelijke aanstelling kon slechts met het fiat van de stadsmagistraat gebeuren. Buiten deze toelage ontving de school nog via allerlei tussenkomsten bijkomende subsidies ter gelegenheid van onder andere de prijsuitreikingen en het toneel
Met de wetten van de 15 Fructidor van het jaar IV (1 september 1796) en 15 Frimaire van het jaar V (5 december 1796) schaften de Fransen de kloosters af. In januari 1797 zetten commissarissen Marette en Petit de Lierse dominicanen uit hun klooster. De verkoop van de gebouwen in november 1797 bracht 50.000 gulden op. De huizen werden tot burgerwoningen omgevormd of afgebroken. De dominicaan Thomas Claes kocht de in 1799 geveilde Kluizekerk en kon deze zo van de ondergang redden
In het laatste kwart van de 19de eeuw ijverden de predikheren opnieuw voor de oprichting van een humaniora te Lier. De nieuwe school, die in 1895 reeds bestond, kreeg opnieuw Sint Thomas als patroon, maar werd reeds in 1906 afgeschaft.
Het archief van de dominicanen te Lier wordt grotendeels in RA Antwerpen bewaard (toegang: A. BOGAERTS en E. CRESENS. Inventaris van het Dominikaans kloosterarchief van Lier. Brussel, 1999). Paragraaf VIII (nrs. 169 177) handelt specifiek over het college. Daarnaast zitten nog andere voor dit onderzoek belangrijke stukken in dit bestand verspreid. Verder wordt op een aantal bescheiden dieper ingegaan.
Het bestand SA Lier, Klooster van de Dominicanen, dat door het Rijksarchief aan het Stadsarchief in depot werd gegeven, bevat drie nummers van/over de Lierse predikheren, meer bepaald: enkele stukken over de oorsprong van het klooster (zie nr. 1), rekeningen van de beheerder (juli 1773 tot oktober 1796) en rekeningen van mei 1790 tot november 1793, met bijlagen van 1783 tot 1796 (toegang: dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar). Het archief van de stad Lier is eveneens onontbeerlijk voor de studie van het lokale onderwijs. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het bestand SA Lier, Gemeentearchief Lier, dat door het Rijksarchief in depot werd gegeven, en het bestand SA Lier, Oud archief van de stad Lier. In beide bestanden kan in het kader van dit onderzoek vooral verwezen worden naar bestuurlijke documenten zoals de stadsrekeningen en de stukken m.b.t. de armenzorg. Het bestand Oud archief van de stad Lier bevat nog enkele stukken over de dominicanen (nr. 357). Op een advies aan de stad over de mogelijkheid om tegen de wil van de predikheren een retorica op te richten na hebben de stukken geen betrekking op het onderwijs.
Het bestand RA Leuven, Archief van de Vlaamse dominicanen, Vlaamse provincie, 1619 nrs. bevat enkele stukken over het Lierse klooster (toegang: A. BOGAERTS, en E. CRESENS. Inventaris van het Dominicaans Archief. Deel I. Het Provinciaal Archief (Bouwstoffen voor de geschiedenis der Dominicanen in de Nederlanden, dl. 15). Leuven, 1977, 1999 ², p. 253-254. De afdeling over het Lierse klooster behelst vooral kopies van verschillende bescheiden, o.a. van de stichting van het vicariaat. Ook de meer algemene stukken, zoals die met betrekking tot de provinciale kapittels (p. 93 96) kunnen nuttige gegevens opleveren.
ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 38A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991) bevat een overzicht van de bestaande colleges, met gegevens i.v.m. de scholierenaantallen, de leraars, de beschikbare middelen en de staat van de gebouwen.
Wat de ARA, Koninklijke Commissie der Studiën betreft, kan verwezen worden naar de algemene nummers (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]). Het dossier over Lier (nr. 40A) bevat onder meer bescheiden over de druk van het programma en de verkoop van de niet gebruikte gebouwen. In nr. 27A bevindt zich een stuk over de subsidiëring van de programmas.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
SA Lier, Klooster van de Dominicanen, nr. 1 bevat enkele stukken met betrekking op de stichting van het klooster. De niet gedateerde bescheiden RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, nrs. 38 en 39 betreffen kopies van akten met betrekking op de stichting. Nr. 47 is een Nederlandstalige kopie van het op 16 november 1612 gesloten akkoord tussen de bisschop van Antwerpen enerzijds en de provinciaal van de dominicanen en de prior van Antwerpen anderzijds. Zie RA Antwerpen, Klooster van de Dominicanen, nr. 170. Zie ook: ARA, Archief van de Vlaamse Dominicanen. Vlaamse provincie, nr. 1365; ARA, Archief van de Geheime Raad Spaanse periode, nr. 833 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du Conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1913 en 1991 ²).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Richard van Graezen (1621), burgemeester van de stad Lier, stelde een kroniek van zijn stad op (KB Brussel, Handschriften, nr. II 757; toegang: J. VAN DEN GHEYN. Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique. Dl. 8. Brussel, 1908, p. 98-100, nr. 5408).
In RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, worden enkele interessante stukken bewaard. Nr. 10 bevat naast allerlei curiosa een kroniek van het klooster van 1792 tot 1836. Daarnaast nam de auteur enkele teksten uit een oud handschrift beginnende in 1605 over. Het nr. 14 met de titel Actuarius conventus Lyrani ff. Praedicatorum S. Thomae Aquinatis geeft een korte geschiedenis van het klooster van Lier. Een chronologische lijst met de voornaamste gebeurtenissen in het klooster en het college van Lier: nr. 35. Prior Bernardus de Jonge verzamelde in 1734 een aantal documenten waarin de Kluis en het college beschreven worden (nr. 36). Zie ook: RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, nr. 4 (zie infra, nr. 3). Nr. 41 bevat een niet gedateerd uittreksel uit het boek van Richard Van Graezen over de wonderen van S. Gummarus te Lier en de aankomst van de predikheren.
Naast de eerder genoemde kroniek van Van Graezen worden er in de KB te Brussel nog verscheidene andere stukken bewaard waarin het convent en de school aan bod komen: B. DE JONGHE. Historische beschrijvinge der cloosters van het order van den H. Dominicus, te Mons, Braine-le-Comte, Doornyk, Namen, Douai, Sittaert, Revyn, Tongeren, Lier, Vilvorde, Loven, Bornhem geschreven int jaer 1715 (nrs. 16.498-16.499); J. BAX. Lira, Geschiedenis van Lier, f° 48-55: Dominicanorum conventus (nr. 22.453), J. VAN DEN GHEYN, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique. Dl. 8, nrs. 16.498-16.499 en 5402) en J. PONTANUS. Lira Brabantiae Civitas illustrata. Studia en Labore J.F. Pontani; 1724 (nr. III 1466).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier , nr. 4 bevat een 64 bladzijden tellend handschrift van pater Thomas Claes, waarin hij de gebeurtenissen van 1797 tot 1799 beschrijft. Het Archief van het Provinciaal Bestuur van Antwerpen (RA Antwerpen) bevat een lijst van kloosterlingen, inventaris van de goederen, een proces-verbaal van de werkzaamheden van de commissarissen (nrs. 88/1, 88/4, 89/1 en 91/23; toegang: H. COPPENS. Archief van het Departement van de Twee Neten en van de provincie Antwerpen. Inventaris van blok A. H. Jacobs. Inventaris der Archieven van het Provinciaal Bestuur van Antwerpen. II-IV (1794-1814). Brussel, 1999).
De uitdrijving van de paters door de Fransen wordt door C. MOERMANS. Notitie Boek. Anno 1773. Principaelste geschiedenisse sedert den 14.sten Junius 1773, d.d. 6 januari 1797, art. 2. uit de doeken gedaan. Een kopie van dit handschrift in privébezit bevindt zich in het SA Lier.
7.Scholierenlijsten
In RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, nr. 12 wordt een bundel bewaard met de titel: Boeck van de studenten in het convict woonende aengaende hunne kosten, begost int jaer 1767. Het bevat onder andere een lijst van internen met de respectieve ontvangsten.
9.Palmaressen
Het register in RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, nr. 11 bevat een lijst met palmaressen van 1754 tot 1789.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
RA Antwerpen, Dominicaans kloosterarchief van Lier, nr. 18 bevat een door een student gehouden redevoering tijdens de prijsuitreiking in augustus 1776.
In het dossier van de Koninklijke Commissie der Studiën met betrekking tot de Lierse dominicanen (nr. 40A) treft men onder meer briefwisseling over het leerprogramma aan, met een geschreven programma: Exercitationes Scholasticae Praenobilibus, ac Munificentissimis Dominis, Dominis Consuli, caeterisque Civitatis Liranae Senatoribus, ac Mecaenatibus Dicatae (augustus MDCCLXXVIII).
18.Inspectieverslagen
Op basis van de compositiones en programmas van publieke oefeningen beoordeelde de Koninklijke Commissie der Studiën de verschillende colleges: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 27A.
Een algemeen overzicht over het dominicanencollege te Lier is te vinden in: L. DE MECHELEER. 'Lier'. De orde van de Dominicanen Monasticon. Brussel, 2000, p. 381-409. Dit werk geeft naast een korte historiek van het klooster een overzicht van de literatuur en het bewaarde archief. Het boek P. DE PUE. De Paters van de Kluis De Dominicanen te Lier. Leuven, 1983 (Dominicaanse Geschiedenis) geeft een meer algemeen beeld. Het college wordt in een apart hoofdstuk behandeld. In de bijlagen bevindt zich een bronnenuitgave met onder andere documenten met betrekking op de stichting van het klooster. Het artikel van E. AERTS. 'De Lierse dominicanen in de 17de eeuw'. Dominicaans Leven, 35 (1979) 1, p. 21-26 brengt een omstandig verslag van de vestiging van de predikheren te Lier en de stichting van het college. Deze tekst wordt verder uitgewerkt in het artikel: E. AERTS. 'De Lierse Dominicanen in het verleden'. Brabantse Folklore, 235 (1982) p. 206-227. Zie ook: E. AERTS en C. HOYBERGHS. De Lierse Dominicanen in het Historisch perspectief, een gelegenheidspublicatie. Lier, 1978. Recent verscheen nog het artikel van G. LYBAERT. 'Beknopte geschiedenis van de Kluizekerk te Lier'. Lyra Elegans. Jaarboek Liers Genootschap voor Geschiedenis, 5 (1995) p. 87-122. Specifiek over het onderwijs handelt F. VERBIST. 'Het eerste Dominikaneronderwijs te Lier'. t Land van Ryen, 11 (1931) 3, p. 139-143. Verder kan verwezen worden naar: A. BOGAERTS. Repertorium der Dominikanen in de Nederlanden: Deel I: Antwerpen-Lier Dominikaans Archief (Bouwstoffen voor de geschiedenis der Dominikanen in de Nederlanden, dl. 19). Leuven, 1981. In het SA Lier bevindt zich nog een bibliografie over de Lierse dominicanen. Voor meer algemene en oudere werken met betrekking tot de Lierse dominicanen kan verwezen worden naar het hoger geciteerde Monasticon van L. DE MECHELEER.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117864_DUT