---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1748-1797
Datering: 1649 (vestiging minderbroeders); 10 juni 1748 (opening college Patersstraatje); oktober 1749 (ingebruikname nieuwbouw Zuidmoerstraat); 1797 (afschaffing).
Studentenaantallen: 18 (1748); 31 (1749); 35 (1750); 45 (1751); 41 (1777); 31 (1778); 24 (1779); 28 (1780); 24 (1781); 18 (1782); 10 (1783); 12 (1784); 11 (1785); 9 (1786); 40 (1789); 22 (1794) gegevens uit: F. PILLE. 'De eerste jaren van de Latijnse school van de paters recolletten'. De Eeklose Dobbelgebakkene, 7 (1998) 3, p. 109-111; ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31 A-B en RA Gent, Scheldedepartement, nrs. 16 en 157.
Historische notitie
De oudste sporen van Latijns onderwijs te Eeklo zijn te vinden in de 15de-eeuwse stadsrekeningen. Onder meer in 1425 maken deze melding van de aanstelling en uitbetaling van een zekere Meester Raes Van de Winckele, overmits de scole te nieten ghinc ende hij een habiel meester is daertoe ome de scolen te regieren. De Beer verhaalt helaas zonder bronvermelding over de opvoering van een Latijns toneelstuk door de schoolkinderen van meester Frans de Meyere naar aanleiding van de plechtige intrede van de Brugse bisschop Curtius te Eeklo in 1562
Volgens diezelfde auteur zou een eerste voorstel tot de oprichting van een Latijnse school reeds in 1711 door het stadsbestuur zijn behandeld. Het initiatief van schepen Seger de Roo werd echter meteen afgeblokt door de plaatselijke pastoor, E.H. Kerremans, die zich beriep op een plakkaat van 1608 dat te Eeclo niemand schole mag houden zonder toelating van den Pastoor en van de Wet. Pas in 1729 werd de kwestie opnieuw opgerakeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat door 51 ingezetenen van de stad werd ingediend. Hierin werd voorgesteld om zoals in Tielt en Poperinge ook in Eeklo paters recolletten in te schakelen in het humanioraonderwijs
Al sinds het begin van de 15de eeuw waren minderbroeders uit de kloosters van Brugge, Gent en Ieper te Eeklo en omstreken actief. Geregeld werden ze door de magistraat vergoed voor hun predikaties. In 1640 vatte provinciaal Petrus Marchant het plan op om in de stad een permanent klooster op te richten. Door de oorlogsomstandigheden liet de uitvoering hiervan op zich wachten tot 1648, toen provinciaal Laurentius Dingeon en de Eeklose stadsmagistraat tot een overeenkomst kwamen betreffende de vestiging van drie paters en twee lekenbroeders. Het akkoord met de plaatselijke pastoor, Antonius Boucherie, werd in 1649 door de Brugse bisschop de Haudion bekrachtigd. Enkele dagen voordien had ook Jean-Baptiste della Faille, heer van Eeklo, zijn goedkeuring verleend. Van een formeel klooster was in die eerste jaren nog geen sprake. Uiteindelijk zouden slechts twee minderbroeders zich in een voorlopig pand in het Croonstraatje (later Patersstraatje) vestigen. In 1656 werd de kleine communauteit door het provinciaal kapittel als zelfstandige residentie erkend en verhuisde ze naar een ruimer verblijf in de huidige Raamstraat. In 1664 kwam dan eindelijk het koninklijk octrooi waarin de toelating werd gegeven om een klooster te bouwen op de plaats van het vroegere convent van de grauwzusters van O.-L.-Vrouw ten Doorn. Opnieuw ten gevolge van de oorlogssituatie sleepten de bouwwerken lang aan. De tweede vleugel van het klooster werd pas in 1685 afgewerkt. In 1707 werd de kerk geconsacreerd. In 1792 werd het vroegere verblijf in de Raamstraat afgebroken en vervangen door een infirmerie met kapel
In 1729 schreef gardiaan Godfried Mullié de provinciaal een bief over het voorstel van de Eeklose notabelen betreffende de oprichting van een Latijnse school. Aangezien dit schrijven voorlopig zonder resultaat bleef, wendde de magistraat zich op 17 oktober van dat jaar rechtstreeks tot provinciaal Ignatius Ghysens. Indien de stad zelf zou instaan voor de bouw van de school en het onderhoud van de leraars, had deze geen enkel bezwaar tegen de onderneming. Vóór 1748 kon het stadsbestuur echter de nodige fondsen niet verzamelen. Na een nieuwe reeks onderhandelingen werd op 20 mei van dat jaar opnieuw een overeenkomst bereikt met provinciaal Bertrand Van den Abeele. Daarin werd onder meer bepaald dat de stad ook de kosten van het schoolmateriaal en de jaarlijkse prijsuitdelingen zou dragen. Op 10 juni 1748 werd het college uiteindelijk plechtig geopend door gardiaan Mauritius van Waesberghe in aanwezigheid van de eerste vijf ingeschreven studenten en hun voorlopig enige leraar, pater Emmanuel de Pape
In afwachting van de bouw van een nieuw college werden de lessen in 1748 georganiseerd in het huis van griffier van Hercke, op de noord-oosthoek van het Patersstraatje. Later verhuisde men op verzoek van de magistraat naar de plaetsen van het voorhof van het Convent. In maart 1749 gaf schepen Jan Nijs een stuk grond gelegen aan de Zuidmoerstraat in cijnspacht aan het stadsbestuur, dat er een nieuw schoolgebouw liet optrekken. Toen de geplande kosten ruimschoots werden overschreden, sprongen enkele voorname burgers financieel bij. De lijst met hun namen wordt nog steeds bewaard op het Eeklose Stadsarchief. Bij het begin van het tweede schooljaar (1 oktober 1749) konden de nieuwe lokalen voor het eerst in gebruik worden genomen. Volgens Pille die de gegevens van Verschuere toetste aan het nog bewaarde palmaresboek (1748-1797) telde het college op het einde van het eerste werkingsjaar reeds 18 scholieren gespreid over vijf klassen. De eerste klas (rudimenta tertio ordine) werd toen - merkwaardig genoeg - niet ingericht. De aangroei van het aantal scholieren in het tweede schooljaar was nog spectaculairder: 31 scholieren gespreid over zes klassen. Kort na de oprichting van de school moet een tweede leraar zijn aangesteld, die samen met zijn collega respectievelijk de lessen van de rudimenta en de grammatica elk bestaande uit drie klassen verzorgde. De bescheiden toename van het scholierenbestand tijdens het derde schooljaar (35 scholieren in 1750) was vooral te wijten aan het ontbreken van de zevende klas (humanitates). Tijdens het daaropvolgende schooljaar (1751-1752) kwam die er wel en steeg de schoolbevolking tot 45 studenten. Vanaf Pasen gingen deze scholieren volgens De Beer over naar de achtste klas, de zogenaamde eloquentia. Het overslaan van een aantal studiejaren was een courante praktijk
De Theresiaanse onderwijshervormingen maakten van de poësis (humanitates) en de retorica (eloquentia) in 1766 verplicht twee afzonderlijke klassen. In 1767 werd daarom een derde leraar aangesteld voor de poësis. In september 1768 en nog eens in oktober 1769 verzocht de Eeklose magistraat provinciaal De Grave vervolgens om de benoeming van een vierde leraar voor de retorica. Deze kwam er echter niet wegens de geringe belangstelling voor dit laatste jaar. In 1769 boden zich slechts twee studenten aan. Net als in de overige minderbroederscolleges werden na de ordonnantie van 24 september 1777 de leerplannen van pater Van den Berghe en de Schietere de Caprijcke ingevoerd. Uit een bewaarde scholierenlijst van 1778 blijkt dat de humanioraopleiding inmiddels tot zes klassen was herleid. Tot aan de invoering van de schoolgelden of minervalia (22 september 1777) was in Eeklo het onderwijs van de minderbroeders volstrekt kosteloos. Aan het college was geen pensionaat verbonden. Het merendeel van de scholieren was afkomstig uit Eeklo of uit de onmiddellijke omgeving. Gegevens uit het palmaresboek tonen evenwel aan dat reeds tijdens de beginjaren ook scholieren uit Kortrijk, Gent, Deinze, Slijpe, Wakken, Tielrode, Damme en Hulst in het college studeerden. Tussen 1782 en 1786 kwam nog steeds zon 60 à 70 % van de studenten uit Eeklo. Voor het overige werden onder meer scholieren ingeschreven uit Maldegem, Den Biezen, Kaprijke, Sleidinge, Koewacht, Sint-Jan-in-Eremo, Zaffelare, Boekhoute, Zottegem, Lokeren en Gent. Het gemiddelde van ca. 30 studenten per jaar werd ook in 1778 nog bereikt. Daarna nam het aantal vrij snel af
Na de Franse annexatie (1795) was het Eeklose minderbroederscollege nog slechts een kort leven beschoren. De resterende 22 paters werden op 5 februari 1797 uit hun klooster gezet. Als vorm van overgangsmaatregel bleven drie onder hen nog enkele maanden lesgeven in het college dat stricto sensu eigendom was van de stad. Omwille van hun halsstarrige weigering om de republikeinse catechismus te onderwijzen, werden zij op het einde van het schooljaar (augustus 1797) bedankt voor bewezen diensten. Het schoolgebouw fungeerde daarop een tijdlang als Tempel der Wet tot er in mei 1798 een strafrechtbank werd geïnstalleerd. Met de verzamelde bons slaagde de laatste gardiaan, pater Ildefons Van Doorne, er in 1797 in de kloostergebouwen terug te kopen. Hij bleef er een tijdlang wonen en verpachtte het klooster grotendeels aan de Franse overheid, die er in 1809 onder meer een militair hospitaal in onderbracht. In 1820 verkocht pater Ildefons het klooster aan kanunnik Triest, stichter van de Broeders en Zusters van Liefde. De gebouwen werden door de zusters eerst als ziekenhuis gebruikt en werden daarna omgebouwd tot school en normaalschool
Volgens Verschuere werd vanaf 1805 opnieuw Latijns onderwijs georganiseerd in het vroegere schoolgebouw. Ook De Beer vermeldt dat het college van Eeklo in 1809 nog te vinden is in officiële rapporten over de toestand van het onderwijs in het bisdom Gent, maar erkent dat er niet langer sprake was van lessen op regelmatige basis. Vermoedelijk betrof het een privé-initiatief. Pas in 1840 heropenden de priesters van de Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw uit Dendermonde het college, dat door de stad gepatroneerd en in 1860 door het bisdom Gent overgenomen werd en omgedoopt tot het huidige bisschoppelijk college Sint-Vincentius. Zes jaar later keerden ook de minderbroeders naar Eeklo terug. In het oude collegegebouw is anno 2004 een opvangtehuis ondergebracht
Het voornaamste archiefmateriaal van het Eeklose minderbroederscollege annex klooster is te vinden in:
AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nrs. 1-8 (toegang: getypte inventaris in map ter plaatse (slechts gedeeltelijk bruikbaar)). Een summiere beschrijving door pater Baetens van de inhoud van de acht klemmappen die het Eeklose conventsarchief uitmaken, vindt men tevens in Lexikon van de Belgische Minderbroederskloosters. Dl. 1. Brussel, 2002, p. 174. De indeling in kloosterarchief en provinciaal archief werd hier verkeerdelijk gehanteerd. Voor beide toegangen geldt dat de rangschikking van de stukken niet langer volledig overeenkomt met de fysieke ordening van het conventsarchief.
Archiefmateriaal dat door andere archiefvormers over het Eeklose minderbroederscollege annex klooster werd verzameld, zit verspreid over de volgende bestanden:
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc. Eclon. nrs. 1-26 (toegang: getypte inventaris in map ter plaatse). Het provinciale archief van de minderbroeders te Sint-Truiden bewaart de voornaamste registers van de onderscheiden Belgische kloosters. Enkele van de voornaamste stukken werden tevens door pater Baetens beschreven in Lexikon van de Belgische Minderbroeders-kloosters. Dl. 1. Brussel, 2002, p. 174-175. Opnieuw geldt dat de indeling in kloosterarchief en provinciaal archief verkeerdelijk werd gehanteerd (zie supra). Voor de geschiedenis van het Eeklose minderbroederscollege zijn vooral het bewaarde palmares (1748-1797) en de verschillende conventsregisters van belang (zie infra, nrs. 1, 2 en 9).
SA Eeklo, Oud Archief (toegang: A. DE VOS. Stad. Eeklo. Inventaris van het Oud Archief. Maldegem, 1962). Het betreft voornamelijk briefwisseling en andere stukken met betrekking tot de oprichting van de school , de constructie van het nieuwe collegegebouw en theater (1749-1750) en de controle op de invoering van de republikeinse catechismus (1795) (zie infra, nr. 18). Daarnaast werden ook enkele 17de- en 18de-eeuwse bescheiden teruggevonden in verband met het minderbroedersklooster stricto sensu (nrs. 1723-1728). Stukken in verband met het geschil met pastoor Kerremans (1682-1707) en de comptabiliteit van het klooster (16de-18de eeuw) worden bewaard in RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nrs. 269, 1945, 2063, 2649, 2762 en 2793 (toegang: M. NUYTTENS. Inventaris van de verzameling Cumulus Ecclesiasticus. Brussel, 1998) en RA Gent, Oost-Vlaamse kerkfabrieken I. Eeklo, nrs. 92 en 100 (toegang: L. VAN BUYTEN en J. VERHELST. Archieven van Oostvlaamse kerkfabrieken (Oud Regiem). Dl. 1 (Rijksarchief Gent. Inventarissen, 42). Brussel, 1985).
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A, 31B en 33 A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]).
Voor meer informatie betreffende het onderwijs te Eeklo tijdens de Franse periode kan tenslotte worden verwezen naar de enquêtes en de briefwisseling in RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nrs. 3735/1 (007), 3192/2 (016), 3859/3 (157), 3863/3 (158) en 3859/4 (160). (toegang: M. NUYTTENS en K. VANDERMEERSCH. Inventaris van het archiefbestand genaamd Fonds Scheldedepartement. Deelinventaris J. Onderwijs, wetenschappen, kunst en cultuur, pers. Gent, 1999).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Briefwisseling en andere stukken met betrekking tot de vestiging van de recolletten te Eeklo in 1649 en de bouw van het klooster vanaf 1664, zijn zeer verspreid terechtgekomen in de volgende bestanden: AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nrs. 1 en 2; SA Eeklo, Oud Archief, nrs. 1723 en 1724; RA Brugge, Verzameling Oud Kerkarchief, nr. 95 en BA Brugge, Bisdom Brugge, nr. F 97. De voornaamste akten werden tevens gekopieerd in de conventsregisters (zie nr. 2). De overeenkomst met de pastoor van Eeklo over de rechten en de plichten van de reguliere en seculiere geestelijkheid te Eeklo (1649, herhaald in 1664) heeft vanaf 1682 voor de nodige conflicten gezorgd met pastoor Kerremans. Vermeldingen van de stichting van het college (10 juni 1748) zijn te vinden in de onderscheiden conventsregisters. Stukken met betrekking tot de oprichting van het Eeklose minderbroederscollege werden gebundeld in AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 1.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Chronologisch geordende historische gegevens in kroniekvorm (Registrum historicum de ortu, et progressu hujus conventus) zijn te vinden in de verschillende conventsregisters van het Eeklose minderbroederscollege: AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Eeclon., nrs. 2 (afschrift van 2a uit 1851), 2a (origineel, 1731-1796), 3 (s.d.) en 9 (kopie van 2a, 1731-1796).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Stukken betreffende de periode van de Franse overheersing en de afschaffing van het klooster en het college in 1797 zijn te vinden in SA Eeklo, Oud Archief, nrs. 240, 1726 en 1727 (1793-1795). RA Gent, Scheldedepartement. Reeks L, nr. 3165/46 (125) (1795-1796) en RA Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 31.588.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 2 bevat een grondplan van het Eeklose klooster met legende (s.d.), alsook twee identieke blauwdrukken van het kloostercomplex (s.d.). AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 8: Het model van Eeclo (s.d.) bevat een sterk vereenvoudigd (ingekleurd) plan van Eeklo met situering van het klooster van de paters recolletten. In een aparte doos: plan van de evolutie van het klooster (1664-1911), plannen en schetsen van het klooster en de straten van Eeklo (1711-1729). Een grondplan van het klooster (zonder legende) werd tevens opgenomen in AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Eeclon. nr. 3 (s.d.). Een sterk vereenvoudigde situeringsschets (1720) werd ingeplakt in AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Eeclon. nr. 2 (zie supra, nr. 2).
5.Schoolreglementen
AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 1: Ordinationes servandae a Religiosis Conventus Eecloniani respectu studiosorum Gymnasii in eodem oppido erecti (1752) bevat richtlijnen voor scholieren én kloosterlingen. Een samenvatting van de eerste vier voorschriften werd tevens opgenomen achteraan in het Eeklose palmares (1748-1797) (zie infra, nr. 9): Ordinationes servanda a P.P. Magistris Collegii Ecloniensi (1752). AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 3 bevat een intern kloosterreglement (Ordinationes) voor de nieuwe residentie uit 1663.
6.Leerplannen en leerboeken
Een algemeen leerplan voor de colleges van Diksmuide, Tielt, Poperinge en Eeklo aangepast aan de Theresiaanse onderwijsinstructies kan worden teruggevonden in: AMS, Archivum Conventuale Thiletanum, nr. 1: Ordinata circa collegia studiosae juventutis, quae subsunt moderamine FF. Minorum in oppidis Dixmudensi, Thiletano, Poperingano et Ecloniano (1777). Dit bevat tevens een exemplaar van de Regulae pro magistris collegiorum van pater Adrianus Van den Berghe (s.d.) en het Beworp der studien van de Schietere de Caprijcke (1777) (zie Minderbroederscollege Tielt).
7.Scholierenlijsten
RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nr. 2063: Cathalogus Studiosorum Collegii ecloniensis, qui fuerunt usque ad exercitationes publicas, habitas die 26 augusti 1778: lijst van de studenten die op het einde van het schooljaar 1777-1778 deelnamen aan de publieke oefeningen.
9.Palmaressen
De evolutie van het scholierenbestand van het Eeklose minderbroederscollege kan van begin tot einde gevolgd worden in het palmaresboek in AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Eeclon. nr. 1 (2 november 1748-1797). Dit register geeft per klas een overzicht van de namen van de ingeschreven scholieren. De bewering van Pille dat enkel op het einde van de eerste vijf schooljaren telkens een palmares (met vermelding van de woonplaats van de scholieren in kwestie) voorkomt, blijkt niet te kloppen.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Een lijst van de eerste 22 leraren wordt weergegeven achteraan in het Eeklose palmares (1748-1797) (zie nr. 9). Een lijst van gardianen (1656-1796) werd tevens opgenomen in de vermelde conventsregisters (zie nr. 2). RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, Reeks L, nr. 125 bevat een naamlijst van de resterende kloosterlingen ca. 1796.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
De titels van opgevoerde toneelstukken (1751-1758) zijn te vinden in de inventaris van het klooster- en collegearchief (Elenchus) in AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 1. Het betreft de inventarisatie van enkele hoogstwaarschijnlijk verloren gegane toneelprogrammas. Dezelfde vermeldingen werden opgenomen in het Generale Repertorium van de Vlaamse minderbroedersprovincie door pater Van den Abeele (AMS, Archivum Provinciae Belgicae, nr. Rz51) p. 253-254 (Gymnasium Eeclonianum). Een speciale verordening van het definitorium (6 april 1752) voor de pater-leraars van de Vlaamse provincie, betreffende het inzenden van duidelijk geschreven kopieën van alle toneelstukken door de scholieren opgevoerd (simul cum earum argumentis), werd opgenomen achteraan het Eeklose palmares (1748-1797) (zie nr. 9). Programmas van publieke oefeningen: AMS, Archivum Conventuale Eclonianum, nr. 1 (juni 1778-augustus 1778/1781-1784/1788). in RA Gent, Scheldedepartement, nrs. 3863/3 (158) en 3859/4 (160) briefwisseling over de aankoop van schoolprijzen (jaar IV).
18.Inspectieverslagen
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A: Inspectierapport Beaurepaire (30 oktober 1779). Gegevens met betrekking tot het onderzoek van de Koninklijke Commissie der Studiën naar de kwaliteit van het verstrekte onderwijs in de verschillende Zuid-Nederlandse colleges (1780-1783) zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27-28. Ook het onderricht verstrekt aan het college van de minderbroeders te Eeklo werd naar aanleiding hiervan doorgelicht, onder meer aan de hand van de eerste trimestriële rapporten van de principaal, programmas van publieke oefeningen, themata, schoolschriftjes, compositiones enz. Enquêtes en inspectierapporten (1795-1796) betreffende de invoering van de republikeinse catechismus in SA Eeklo, Oud Archief, nr. 240.
Bovenstaande historische notitie is vooral schatplichtig aan de studies van F. PILLE. 'De eerste jaren van de Latijnse school van de paters recolletten'. De Eeklose Dobbelgebakkene, 7 (1998) 3, p. 107-117; P. VAN BOUCHAUTE. Uit de school geklapt 1840-1990: 150 jaar Bisschoppelijk college Sint-Vincentius Eeklo. Maldegem, 1991 en A. DE BEER. Gedenkboek. Eeuwfeest van het St.Vincentiuscollege Eekloo, 1840-1940. Geschiedenis van het college. Gent, 1946. De relatie tussen de opening van het Eeklose minderbroedercollege in 1748 en de daaropvolgende toename van studenten uit het Meetjesland aan de Leuvense en andere universiteiten werd bestudeerd door H. DE RIDDER-SYMOENS. 'Studenten uit het Meetjesland aan Europese universiteiten'. in: L. STOCKMANS en P. VANDERMEERSCH (eds.) Liber Amicorum Achiel De Vos. Evergem, 1998, p. 99-116. Verdere gegevens betreffende de aanwezigheid van de minderbroeders te Eeklo zijn te vinden in A. VERSCHUERE. De Minderbroeders te Eekloo: 1649-1949. Mechelen, 1949, aan te vullen met enkele kleinere bijdragen van P. DE MEYER. 'Minderbroeders te Eeklo (Nieuw ontdekt document van 1680)'. Appeltjes van het Meetjesland: jaarboek van het Heemkundig genootschap van het Meetjesland, 10 (1959) p. 1-3; P. DE MEYER. 'Eeklo. De Paters Minderbroeders Recolletten en E.H. Pastoor Antoon de Boucherie'. Appeltjes van het Meetjesland: jaarboek van het Heemkundig genootschap van het Meetjesland, 7 (1956) p. 290-220; P. DE MEYER 'De Minderbroeders in het Meetjesland (vóór 1797)'. Appeltjes van het Meetjesland: jaarboek van het Heemkundig genootschap van het Meetjesland, 4 (1952) p. 11-68; A. DE BEER. 'Sceau du couvent des Récollets à Éecloo'. Revue belge de Numismatique et de Sigillographie, 82 (1930) p. 260-262 en S. SCHOUTENS. 'Het klooster van Eecloo'. De bode van den H. Franciscus van Assisië: officieel tijdschrift der Derde orde, 7 (1881-1882) p. 139-40, 148-149 en 164. Voor meer bibliografische gegevens verwijzen wij naar het Lexikon van de Belgische Minderbroederskloosters, 2 dln. Brussel, 2002. Verder kunnen enkele summiere gegevens worden geput uit L. STOCKMAN en F. PILLE. De geschiedenis van Eeklo: Eeklo 750 jaar. Zevenhonderdvijftig jaar Eeklo. Eeklo, 1990; L. LAMPAERT. De geschiedenis van Eeklo. Eeklo, 1973; F. DE POTTER en J. BROEKAERT. Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. 2: Arrondissement Eekloo, 3 dln. Gent. 1870-1872 en E. NEELEMANS. Geschiedenis der Stad Eecloo: verzameling van charters, kronyken en andere geschiedkundige stukken. Eeklo, 1859.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117840_DUT