Name: Kaartenverzameling van het Rijksarchief te Gent
Period: (1358) 16de eeuw-midden 20ste eeuw (1989)
Inventoried scope: 225,82 linear meters
Archive repository: State archives in Ghent
Heading : Maps and plans
Authors: De Reu, Pieter
Year of publication: 2012
Code of the inventory: VZ1
Kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent
Hierna volgt de beknopte, overkoepelende geschiedenis van de archiefvormers van het kaartenmateriaal van het Rijksarchief Gent. Omdat het hier gaat om de catalogus van een specifieke verzameling, en niet om een klassieke inventaris, is deel B "Archief" in deze inleiding relevanter.
De kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent - in 1841 voor het eerst uitdrukkelijk vermeld als "Cartes et plans figuratives" (1) - is een verzamelnaam voor kaarten die uit verschillende archiefbestanden samengebracht werden in een afzonderlijk fonds. Midden negentiende eeuw waren het kaarten die voornamelijk uit overheids- en religieuze instellingen kwamen, opgedoekt door de Franse revolutie. In het oudste deel van deze catalogus - de eerste 809 bestanddeelnummers - konden de archiefvormers van 738 kaarten getraceerd worden (2): de Sint-Pietersabdij te Gent, het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, de Sint-Baafsabdij en -heerlijkheid, de Staten van Vlaanderen, de Kasselrij van de Oudburg, de Boudeloabdij van Gent, de Abdij van Ninove, de Abdij van Oost-Eeklo te Gent, de Nieuwenbosabdij van Gent, de Abdij van Affligem, het Kapittel van Doornik, de Sint-Salvatorabdij van Ename, het Sint-Margrietenklooster van Deinze te Gent, het Karmelietenklooster van Gent, de Kasselrij van Oudenaarde, het Schreyboomhospitaal van Gent, het Urbanistenklooster, het Klooster van Galilea te Gent. De archiefvormers van de catalogusnummers 810 tot en met 3670 zijn voornamelijk in stellingen wier archief na 1850 archief overgedragen werd aan het Rijksarchief Gent. Het gaat - naast de reeds genoemde instellingen - onder meer om: het bisdom van Gent, talrijke gemeentearchieven, de gewestelijke directie van het kadaster Oost-Vlaanderen, diverse families, de Raad van Vlaanderen, het Ambacht Assenede, het Hoofdcollege van het Land van Waas, architect Vandenheuvel, de Admiraliteit, het Land van Aalst, de Priorij van Waarschoot, de Abdij van Drongen, de Baronie van Nevele.
Een bondige geschiedenis van deze archiefvormers kan men lezen in het archievenoverzicht van het Rijksarchief Gent. (3) Heel handig is ook de zoekwijzer over het Rijksarchief Gent, die de ideale inleiding vormt op de bestanden die in het Geraard de Duivelsteen bewaard worden. (4)
Een kaart werd niet zomaar gemaakt: daarvoor was de productiekost te hoog. Eigenlijk geldt die regel vandaag nog steeds. De kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent brengt een verscheidenheid aan kaarten bijeen. De kaarten ontstonden vanuit een specifieke bevoegdheid, handeling of doel van de archiefvormer. Dit oorspronkelijke doel is meestal niet heel duidelijk, omdat de archiefvormer niet gekend is of omdat de contextinformatie ontbreekt. Hopelijk is de beschrijving van vele kaarten in die mate duidelijk, dat ze enigszins de genese ervan kadert. Toch is het in diverse gevallen nog gissen naar de context. (5)
De verzameling kaarten en plannen bevat bijvoorbeeld bestuurlijke kaarten, waarop het ambtsgebied van de instelling valt af te lezen. Sommige hiervan zijn erg gedetailleerd, tot op straat- of huisniveau. Aan de hand van deze kaarten kan de onderzoeker aflezen over welk gebied de kerkelijke of administratieve instelling bevoegdheid had of meende te hebben. Hierbij aanknopend zijn er ook veel plannen te vinden die in een proces gebruikt werden. Het zijn bijvoorbeeld kaarten in een grensgeschil, die één van de partijen liet opstellen. Wie het geschildossier terugvindt, kan meteen de verschillende versies van het beding aflezen en weet ook hoe de kaart juridisch geïnterpreteerd werd. Want misschien liet ook de andere partij een kaart opstellen, met een andere versie van de feiten.
Naast het juridische beheer, is er het fiscale beheer. Enerzijds is er de pre-kadastrale en kadastrale cartografie, waartussen zelfs enkele zeldzame kadasterkaarten volgens teeltblok steken! Vermeldenswaardig zijn ook de kaarten die oorspronkelijk in landboeken staken, zoals de perceelkaarten per beloop en de grote figuratieve kaarten. Anderzijds bevat de kaartenverzameling heel wat gedetailleerde tiendkaarten. Ook het financieel beleid is weerspiegeld in talloze plannen. De verschillende religieuze instellingen die grote infrastructuurwerken in veen- of schorrengebieden hadden verricht, hadden nood aan het visualiseren van hun goederen. Deze goederen lagen vaak kilometers verwijderd van de hoofdabdij. De eigendommen zijn te zien op de vele polderkaarten, perceelplannen en leggers van onroerende goederen, die tot de kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent behoren. Het goederenbeheer van verschillende families liet overigens ook sporen na in de kaarten en plannen: getuige hiervan zijn de vele gedrukte Poppkaarten en -leggers die ze gebruikten om hun eigendommen in kaart te brengen. Talrijke kaarten van landgoederen her en der zijn een sprekend bewijs.
Tal van andere bevoegdheden hebben hun neerslag in de tegenwoordige catalogus. Enkele bestanddeelnummers tonen dat de Staten van Vlaanderen een bestuurlijk-economische verantwoordelijkheid hadden bij het indammen van de veepest, die eind achttiende eeuw de streek teisterde. Minder alarmerend, maar eveneens van ecologische aard, was de ontluikende industrie en de daarbij horende ongemakken. Deze hinderlijke en ongezonde inrichtingen werden onder meer door de provinciale deputatie in kaart gebracht, waarvan talrijke voorbeelden te vinden zijn in deze catalogus. Op regionaal vlak bevat de verzameling onder meer overzichtskaarten van de verbreiding van industrie en transport in Oost-Vlaanderen, België of Europa. Op dezelfde schaal zijn oorlogsplannen terug te vinden: ze tonen - veelal in gedrukte vorm - een oorlogssituatie of opstelling van legers. Deze behoorden eertijds toe aan bestuurlijke overheden. Vele kaarten van deze administraties bevatten eveneens infrastructuurwerken. Soms tonen ze enkel een plattegrond van een op te richten bouwwerk. Meer dan eens gaat het echter om de aanleg van grote, provinciale wegen, die verschillende gemeenten doorkruisten.
Verschillende administraties van religieuze instellingen, partijen in geschillen of schatbewaarders van bestuurlijke instanties deden een beroep op cartografen. Dit konden beëdigde of gezworen landmeters zijn, en zelfs kunstschilders oefenden het ambacht uit. Het konden echter ook gewone ongeschoolde kaartmakers zijn. De opdrachtgever betaalde doorgaans meer voor de kunde van de landmeter, wanneer de kaart een belangrijker doel had of een juridische bewijslast betekende. Prestige speelde ook een grote rol. Kasselrijbesturen die wilden uitpakken met hun administratieve slagkracht, huurden vaak een kaartschilder in die dan een grote figuratieve kaart opmaakte. De kaart kon daarna in een centrale hal tentoongesteld worden. Tijdens de negentiende eeuw ontstond het onderscheid tussen openbare en onafhankelijke landmeters, waarvan de eerste groep - voornamelijk bekend van hun kadasterwerk (6) - een nog vrij groot aanzien bezat. In de eerste helft van de twintigste eeuw slonk dit onderscheid in prestige.
Vander Meersch is als archivaris vooral gekend om zijn magnum opus "Inventaire des cartes et des plans conservés aux archives de la Flandre-orientale", dat in april 1850 werd afgewerkt en in datzelfde jaar verscheen. (7) Het was een heel gedetailleerd naslagwerk, dat ruim honderdvijftig jaar - tot het verschijnen van onderhavige catalogus - dienst deed. Het was meteen ook één van de eerste gedrukte inventarissen van het "Belgische" Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de Provinciën. Vander Meersch vatte het werk op eigen initiatief aan, toen hij in januari 1844 in dienst trad. (8) Toch hoefde hij niet van nul te beginnen.
Vooreerst was de idee om een aparte verzameling van kaarten, plannen en plattegronden bij te houden, niet nieuw. Het is niet onwaarschijnlijk dat iconografische collecties soms afzonderlijk van het andere archief werden bewaard door de toenmalige bestuurlijke en religieuze instellingen, die de archiefvormers van deze catalogus vormen. De detailkaarten werden immers veelvuldig ingekeken en gebruikt, wanneer het bijvoorbeeld ging om grensgeschillen, processen over pachtgelden of heropmetingen van landgoederen. Ook de aparte kaartenverzamelingen verhuisden bij de verwerving van de archieven. Daarna was het voor de archiefinstelling gemakkelijk om deze kaarten in de verschillende fondsen te lokaliseren. Rond 1840 telde de verzameling van het Gentse Rijksarchief bij benadering vijfhonderd kaarten en plannen, die zich voor het grootste deel in houten koffers bevonden. De kaarten werden toen nog in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw gedateerd. (9) Maar de eigentijdse archivarissen gingen ook duchtig in de archiefbestanden tekeer, om de interessante kaarten te weerhouden in een "collection spéciale". (10) Zo ging ook Vander Meersch bij de ordening van zijn archiefdepot actief op zoek naar de meest interessante topografische kaarten, met het oog op de systematische inventarisatie van een verzameling "kaarten en plannen". (11)
De Gentse kaarteninventaris kwam er in navolging van Louis-Prosper Gachards gepubliceerde inventaris van de kaartenverzameling van het Algemeen Rijksarchief in Brussel (12), die in 1848 verscheen en de verspreiding naar een breder publiek beoogde. (13) Vander Meersch inspireerde zich net zoals Gachard duidelijk op de memorie van toelichting van het Koninklijk Besluit van 17 juli 1834. Dit Koninklijk Besluit stipuleerde voor het eerst de opmaak en de publicatie van inventarissen die de verschillende collecties van het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de Provinciën ontsloten en die zich niet enkel tot de wetenschappelijke wereld richtten. (14)
Op 21 juli 1848 besloot de provincieraad van Oost-Vlaanderen om via de bestendige deputatie de helft van de drukkosten van de publicatie van de inventaris - geraamd op 400 frank - op zich te nemen. (15) Het is niet verwonderlijk dat het provinciebestuur een flinke duw in de rug gaf: er was nog geen sprake van een striktere scheiding tussen het archiefbeheer van de provincie en het Rijk. Hoewel de kosten van het drukken van inventarissen formeel door de nationale schatkist werden bekostigd, werd de helft van het salaris van de Gentse Rijksarchivaris - benoemd als "archiviste particulier" of "archiviste provincial" - sinds het Koninklijk Besluit van 13 januari 1838 door de provincie Oost-Vlaanderen betaald. (16) Op deze manier bouwde de provincie onder meer haar wetenschappelijke prestige uit: niet toevallig werd meer dan eens gezinspeeld op de concurrentie met de provincie West-Vlaanderen, die eveneens aandacht schonk aan de uitgave van wetenschappelijke publicaties en werkinstrumenten. Daarenboven had de provinciewet van 30 april 1836 de griffier verantwoordelijk gesteld voor de goede bewaring van het archief van en in de provincie; het eigenlijke archiefbeheer werd overgelaten aan de provinciale archivaris van het Rijksarchief.
Vander Meersch vermeerderde het aantal kaarten met ruim de helft, door ze uit bestaande archiefbestanden te halen. Door hun materiële vorm was het eenvoudigweg handzamer om alle kaarten apart te bewaren. Hij herwerkte een bestaande lijst met samenvattingen van de verzameling kaarten, die hij aanvulde met heel recente historische bevindingen (bijvoorbeeld met details ontleend aan de eigen verzameling charters, monografieën van Warnkoenig, Van Den Bogaerde en de Saint-Genois, aardrijkskundige, taalkundige en historiografische tijdschriften, enz.). Hij ordende de inventarisnummers heel systematisch en kon de collectie nauwkeuriger dateren. Op deze manier rondde P.-C. Vander Meersch in het voorjaar van 1850 een inventaris van de kaartenverzameling met 809 nummers af, waarin 733 handgetekende kaarten en 76 gedrukte of gegraveerde kaarten staken.
Deze eerste gedrukte inventaris werd erg goed onthaald, ondanks enkele kleinere onvolkomenheden. Het is vast en zeker niet toevallig dat hij tot 160 jaar na publicatie werd gebruikt. (17) Van bij het verschijnen van de inventaris van de kaarten echter groeide de verzameling aan, niet in de geringste mate omdat het Rijksarchief Gent steeds meer archieven van diverse archiefvormers verwierf. Nog tijdens zijn loopbaan had Vander Meersch zich voorgenomen zijn inventaris te vervolledigen. (18) Omdat het selecteren van relevante kaarten uit steeds aanwassende archiefbescheiden een continu en eindeloos werk was, werd deze ambitieuze doelstelling nooit gehaald. Ook niet door de generaties archivarissen na Vander Meersch, die dezelfde intentie hadden (cf. infra). Recent werd de keuze gemaakt om niet meer te gaan triëren in de verschillende archiefbestanden. Het valt eveneens nog zelden voor dat kaarten deel uitmaken van een gift; dit is met andere woorden een eindpunt. Het is onbegonnen werk om de groei van de verzameling sinds 1850 tot in detail te bestuderen: het aanvullen van de collectie was tot 2010 gebruikelijk en meestal ging het om slechts een handvol kaarten die toegevoegd werden. Meer dan eens werden zulke kleine aanwinsten eenvoudigweg niet geregistreerd. (19) Toch worden hier chronologisch de belangrijkste uitbreidingen geschetst, die het gevolg waren van schenkingen of van selectie uit andere archiefbestanden.
Polydore Vander Meersch maakte voor zijn kaarteninventaris een selectie uit de archieven die tussen 1844 en 1850 in het archiefdepot bewaard werden: toen lag het depot nog langs het tegenwoordige François Laurentplein - dichtbij de administratieve zetel van de provincie Oost-Vlaanderen. Erg veel werd daar toen nog niet bewaard: het waren voornamelijk archiefbestanden van religieuze en administratieve instellingen die door de ontmanteling van de ancien-régime-maatschappij sinds eind 18de eeuw in het rijksarchief waren terechtgekomen. (20) Dit is weerspiegeld in de herkomst van de kaarten in het oudste deel van de catalogus. De rijksarchivaris kon slechts de origine van 738 kaarten natrekken: ze waren uit vier bestuurlijke (33 percent van de inventarisnummers) en veertien religieuze archiefvormers (67 percent van de inventarisnummers) gehaald. Het archief van de Sint-Pietersabdij te Gent (337 stuks), het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen (143 stuks), de Sint-Baafsabdij en -heerlijkheid (76 stuks) en de Staten van Vlaanderen (62 stuks) vormden de hoofdmoot. De ongeordende archieven van de Raad van Vlaanderen werden toen nog in het oude jezuïetenklooster in de Volderstraat opgeborgen (21): daarom is geen kaart van dit fonds in het eerste deel van de kaartenverzameling terug te vinden. De verklaring voor het relatief kleine aantal kaarten van de Staten van Vlaanderen is dat de provinciale administratie deze archiefvormer indertijd verkeerdelijk als haar rechtsvoorganger zag, en een groot deel van het archief elders bewaarde. (22)
Een belangrijke verwerving was afkomstig van het archief van de gewestelijke directie van de kadasterbewaring van Gent en vond plaats rond 1985. Onder meer aan de hand van dit archief had rijksarchivaris Juul Verhelst reeds een basiswerk over kadasterbronnen geschreven (23), en hij kende ook de kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent goed. Alle kaarten die ouder waren dan de oorspronkelijke kadastrale perceelplannen - kaarten uit circa 1834, die sinds 1854 het alom bekende modelnummer 201 dragen -, werden in de verzameling kaarten en plannen van het Rijksarchief Gent geïntegreerd. Deze aanvulling was goed voor catalogusnummers 2770 tot en met 2858. (24) Hoewel deze kadastrale perceelkaarten en verzamelplannen veelal in slechte staat verkeerden, betekenden ze een erg waardevolle aanwinst voor de collectie.
Verhelst besloot meteen om de kaartenverzameling van het Oost-Vlaamse provinciaal archief - die in het midden van de twintigste eeuw naar het Rijksarchief Gent was verhuisd - op te nemen in de kaartenverzameling. Hierbij kon hij een beroep doen op de door Carlos Wijffels aangepaste lijst en de provinciale inventaris (zie ook "Uitgevoerde selecties en vernietigingen"). Om duidelijk te maken dat deze aparte collectie geïntegreerd werd, liet hij een honderdvijftigtal inventarisnummers blanco en begon nieuwe nummers vanaf 3000 toe te kennen aan de nieuw toegevoegde kaarten. Hierbij volgde Verhelst niet de ordening die door de provinciale archivaris of D'Hoop was voorgesteld (cf. infra). Eveneens interessant om weten is dat leeszaalverantwoordelijke G. Puimège sinds de jaren 1970 archiefstukken (voornamelijk) uit het fonds Scheldedepartement naar de leeszaal liet brengen, waarvan hij meende dat ze interessante of mooie kaarten konden bevatten. Samen met een verantwoordelijke archivaris maakte hij dan een selectie van kaarten, die aan de afzonderlijke kaartenverzameling werden toegevoegd.
In 1986 werd het persoonsarchief van Gaston Vandenheuvel en ook van zijn vader, beide architecten uit Nevele, via bemiddeling van de cultuurdienst van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen aan het Rijksarchief Gent geschonken. Het legaat werd bijna integraal aan de kaartenverzameling toegevoegd (catalogusnummers 3422 tot en met 3500). Het bestond uit architectuurtekeningen, plannen en steendrukken, die voortkwamen uit zijn architectuurambt en het didactisch materiaal uit de cursussen die hij aan studenten van het Gentse Sint-Lucasinstituut gaf.
Toen het Algemeen Rijksarchief in maart 1972 een collectie van 298 gedrukte stafkaarten aan het Rijksarchief Gent schonk, betekende dat niet meteen een grote aanwinst voor de verzameling "kaarten en plannen". Slechts zeven bestanddeelnummers werden toegevoegd en van de Belgische stafkaarten werd een aparte verzameling "Topografische kaarten" gemaakt. Eind 2010 werden deze stafkaarten geïntegreerd in de catalogus, en dragen ze de catalogusnummers 2863 tot en met 2934, waarbij catalogusnummer 2862 als legende dienst doet.
Op het eind van de twintigste eeuw kwamen veel kaarten, plannen en plattegronden - alvorens ze een nummer in de inventaris kregen - terecht in het restauratieatelier van archiefmedewerker R. Vanneste. Daar lagen ze voor vele jaren, en heel dikwijls ging op die manier de context van de kaart verloren. In 2010-2011 werden ze zo goed als mogelijk beschreven en aan de nieuwe catalogus toegevoegd: samen maakten ze niet minder dan 400 bestanddeelnummers uit, waaronder een mooie verzameling kadasterkaarten (catalogusnummers 2938 tot en met 2998).
Aan de hand van verschillende gepubliceerde bronnen of interne documentatie, kan een overzicht opgesteld worden van het aantal bestanddeelnummers op verschillende tijdstippen. Het toont meteen de aangroei van de collectie. Merk op: deze cijfers steunen meestal op - weliswaar nauwkeurige - schattingen en ook de jaartallen zijn benaderingen. Onderstaand overzicht vormt dus een indicatie. Men moet er eveneens rekening mee houden dat sinds 1985 minstens zo'n 200 volgnummers niet werden opgevuld met kaarten en plattegronden; dit werd in 2011 ongedaan gemaakt.
Teljaar en aantal bestanddeelnummers:
1840 500
1846 500
1850 809
1868 1187
1886 1550
1905 1891
1913 1893
1924 2084
1930 2158
1931 2158
1932 2178
1933 2180
1934 2188
1935 2188
1936 2222
1970 2354
1974 2494
1985 2773
1986 2858
1986 3422
1987 3500
1988 3520
1995 3540
1999 3538
2000 3546
2010 3551
2011 3670
De kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent vormt een collectie van vele heel oude kaarten. Heel lang dateerde men de oudste kaart rond 1200 (25), of een kaart van de kuststreek van het graafschap Vlaanderen die Vander Meersch rond 1274 liet dagtekenen (catalogusnummer 38) (26). De kaartenverzameling bevat eveneens een Dampierrekaart uit die periode (catalogusnummer 5) (27): een kaart die in de zestiende of zeventiende eeuw werd getekend om het graafschap Vlaanderen ten tijde van graaf van Dampierre weer te geven, en opgemaakt werd op basis van mondelinge overleveringen.
De oudste kaart uit de collectie is echter een eenvoudige, handgetekende polderkaart uit 1358 (catalogusnummer 606). Meteen zowat de oudste van de hele Nederlanden! (28) Ongeveer even oud is de kaart onder catalogusnummer 202: een plattegrond van een Gentse kerk uit de veertiende eeuw.
De meest recente kaart in de collectie is een herwerkte kleurenkopie uit 1994 van een Ingooigemse tiendekaart anno 1736 die zich in het OCMW-archief van Oudenaarde bevindt (catalogusnummer 3520).
De kaarten hebben betrekking op een groot geografisch gebied. Er zijn veel handgetekende lokale kaarten in de collectie aanwezig; soms gaat het zelfs slechts over één of meerdere percelen (dikwijls proceskaarten die in grensgeschillen dienst deden of kaartmateriaal voor het grondbeheer). Er steken weinig regionale kaarten in de verzameling. Enkele gedrukte kaarten tonen (delen van) Europa. Andere gedrukte kaarten die in de verzameling steken, werden dikwijls opgemaakt door de grootste graveurs van hun tijd, zoals Deventer, Visscher, Blaeu of Fricx. Toch ligt de nadruk vooral op het grondgebied van het oude graafschap Vlaanderen (tot 1795) en de provincie Oost-Vlaanderen (vanaf 1795). Het cartografisch materiaal bevat een schat aan informatie over onder meer topografie, toponymie, geografie, hydrografie, en soms zelfs over heraldiek: het zijn beslist referentiekaarten. Om te weten wat er zoal in de kaartenverzameling te vinden is (zie ook "Organisatie"), kan de uitgebreide index in deze catalogus erg nuttig zijn. Wie heel precies wil weten wat hij kan bekijken en onderzoeken, is genoodzaakt elk bestanddeelnummer van de catalogus te overlopen: een tijdrovende, maar beslist erg interessante bezigheid!
Taal en schrift van de documenten
Het merendeel van de handgeschreven kaarten werd in het (toenmalig) Nederlandse taalgebied opgemaakt. Sommige kaarten echter, waaronder veel gedrukte kaarten en negentiende-eeuwse plannen, zijn in het Frans opgesteld. Soms komt er kerkelijk of vulgariserend Latijn voor. Een enkele kaart heeft een titel of beschrijving in het Spaans of Italiaans.
Voor elke kaart werd de volledige of minstens een deel van de titel of tekst in de catalogus overgenomen, indien die op de kaart voorkwam. Dit was ook de modus operandi van Vander Meersch: "Dans la description des pièces, je me suis tracé pour règle, de reproduire, autant qu'il m'a été possible, le titre indiqué sur les cartes mêmes (...)". (29) Toch is deze vermelding slechts een indicatie: het is steeds belangrijk om terug te koppelen naar de kaart zelf. Wanneer de tekst op de achterzijde vermeld is, gaat het dikwijls om later aangebrachte notities. Het is niet steeds duidelijk in hoeverre deze betrouwbaar zijn. (30) In de kaarttekst is in veel gevallen de kaartmaker en een datum neergeschreven. Dit is echter nog geen garantie dat het daadwerkelijk om deze cartograaf en periode gaat, zeker wanneer het achttiende-eeuwse en oudere kaarten betreft. Daarnaast kan de kaart nog heel wat secundaire informatie bevatten. Van groot belang is de verwijzing naar oudere kaarten of basiskaarten, waarop de landmeter of kaartmaker zich baseerde. De kaartenverzameling is paleografisch niet altijd even gemakkelijk te bestuderen. In veel gevallen is de oorspronkelijke inkt zelfs verkleurd of deels vervaagd.
Omdat de volgorde van de kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent op een oude, veel gebruikte en ingeburgerde ordening steunt, werd geen hernummering uitgevoerd. Voornamelijk de eerste 809 nummers werden zo goed als ongemoeid gelaten, omdat die oude nummering haast een eigen leven leidt: in vele publicaties worden deze vroegst geïnventariseerde kaarten met hun kaartnummer geïdentificeerd. Daarom werd hier geopteerd om Vander Meersch' vergissing over te nemen en een kaart van de Gentse Groentenmarkt twee keer te beschrijven (onder catalogusnummers 186 en 277). In het meer recente deel van de catalogus was het wenselijker om grotere aanpassingen te maken. Zo werden de meeste - naar hedendaagse normen weinig kwaliteitsvolle - fotoreproducties uit de collectie verwijderd. Eerder verdwaalde maar teruggevonden kaarten werden aan de vrijgekomen catalogusnummers toegekend. (31) Hoewel de archivarissen in de tweede helft van de negentiende eeuw geen specifiek ordeningsschema aanhielden, groepeerden ze toch de kaarten op thema door hier en daar hiaten in te voegen. Om tegenwoordig een doorlopende nummering te garanderen, werden alle bis-nummers geschrapt en kregen de kaarten in kwestie een catalogusnummer toegekend dat voordien blanco was gebleven. (32) Hier gaat het dus niet om een verwijdering van de kaarten. Evenmin werd overgegaan tot een fysieke ontmanteling van de verzameling door de archiefstukken naar de voormalige, respectieve archiefbestanden te verhuizen. Één bestanddeelnummer werd wel uit de verzameling gehaald: een pak gerestaureerde kadastrale uittreksels, plannen en plattegronden kon geïdentificeerd worden als het cartografisch materiaal dat bij een doos provinciale dossiers van gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde bedrijven hoorde. (33) Aan catalogusnummer 3550 werd daarom een andere kaart toegekend.
Een belangrijke uitgevoerde selectie van kaarten uit het Rijksarchief Gent is toe te schrijven aan de verhuis naar het Geraard de Duivelsteen tussen 1873 en 1875. Reeds enkele jaren bestond er een zekere regeling die een onderscheid maakte tussen administratief archief en statisch archief, respectievelijk beheerd door de provinciale administratie en door het Rijksarchief Gent. Toen de standplaats van het Rijksarchief Gent van het tegenwoordige François Laurentplein naar het Geraard de Duivelsteen verhuisde, werd er een fysieke scheiding van de archieven doorgevoerd. (34) Op 17 en 23 maart 1876 lichtte rijksarchivaris Felix-Henri D'Hoop maar liefst 284 kaarten - waarvan een 136-tal reeds in de inventaris van 1850 beschreven waren - uit de kaartenverzameling van het rijksarchief en droeg deze over aan het archief van de provincie Oost-Vlaanderen. Dit waren hedendaagse kaarten die uit de periode na 1793 dateerden, veelal door de provinciale administratie zelf opgemaakt. (35) In 1879 maakte de provinciale "préposé à la garde des archives" een eigen inventaris op, met alle kaarten en plannen die toen in het gouvernementsgebouw huisden (553 bestanddeelnummers en verschillende bisnummers). (36) De bestanddeelnummers die vanuit het Geraard de Duivelsteen kwamen, werden er met een D-nummer aangeduid, overeenkomstig de lijst met 284 nummers die door D'Hoop was opgesteld. De provinciale archivaris liet niet na te vermelden dat anno 1879 toch niet alle kaarten jonger dan 1793 waren overgedragen. Terecht, want ook de rijksarchivarissen hielden een inventaris bij, met de kaarten en plannen die bij de provinciale administratie bewaard werden (37): oorspronkelijk telde die 295 bestanddeelnummers. De kaarten echter die specifiek over Gent handelden en/of net op het eind van de achttiende eeuw waren opgemaakt (38), werden in het Rijksarchief Gent weerhouden. Nooit werden ze aan de provinciale archivarissen overgemaakt.
In 1921 werd ongeveer 100 meter archief van de provinciale administratie overgedragen aan het Rijksarchief Gent. (39) Rijksarchivaris Carlos Van Den Haute inventariseerde het voornamelijk ongeordende archiefbestand uit de Franse periode. (40) Verschillende kaarten die bij de nationale verkopen hoorden - door Vander Meersch beschreven, maar in 1876 aan de provincie teruggegeven -, waren reeds door de provinciale archivarissen teruggestoken in de respectieve registers van processen-verbaal van verkoop van genationaliseerde goederen. (41) Deze catalogusnummers moeten dus tegenwoordig in het fonds Scheldedepartement gezocht worden. (42)
In augustus 1951 zocht de latere algemeen rijksarchivaris Carlos Wijffels de kaarten en plannen op die in 1876 naar het provinciaal bestuur Oost-Vlaanderen waren overgebracht. Ondertussen was daar de nieuwe nummering ingeburgerd, die door de provinciale archivaris in 1876 was toegekend. C. Wijffels annoteerde de inventaris van het Rijksarchief Gent met het P.G.-nummer ("provinciaal gouvernement"), al vond hij 17, en later 9 kaarten niet terug. (43) Naast de 29 inventarisnummers van de kaarten die hij in het fonds Scheldedepartement terugvond - die dus sinds 1921 weer in het Geraard de Duivelsteen lagen -, verwees hij met "D.N." naar de registers van de nationale goederen. (44) Wanneer er een dubbel in het provinciaal archief aanwezig was, bracht Wijffels een markering aan.
In de tweede helft van de twintigste eeuw werd nog meer provinciaal archief naar het Rijksarchief Gent overgebracht. De P.G.-nummers maakten het mogelijk om in het kader van een "bijzonder tijdelijk kader"-project vele - maar zeker niet alle! - van de ontbrekende 255 provinciale kaarten in de Gentse kaartenverzameling te restitueren.
Sporadisch werden enkele kaarten uit het fonds gehaald, om in het respectieve archiefbestand te worden geïntegreerd. Meestal gebeurde dit in het kader van de opmaak van een nieuwe inventaris. Op die manier kwamen catalogusnummers 244, 245, 246, 382, 527, 807 en 1128 terecht in het archief van de Sint-Cornelius- en Sint-Cyprianusabdij van Ninove. (45) Twee plannen (catalogusnummer 1485) worden in het Stadsarchief van Aalst bewaard, men bracht een kadastrale perceelkaart (catalogusnummer 3351) over naar het Stadsarchief van Ninove en kadastrale perceelkaarten van de Gentse agglomeratie bevinden zich nu in het Stadsarchief van Gent (catalogusnummers 2282 tot 2285). Enkele kaarten zijn opnieuw in het archief van het bisdom van Gent (catalogusnummers 2557 en 2558) opgeborgen.
Daarnaast geraakten enkele kaarten eenvoudigweg verloren, door onachtzaamheid, uitlening of diefstal. Catalogusnummers 649 en 770 bijvoorbeeld werden eind negentiende eeuw al als "vacant" geseind. Ook van het "supplement Diegerick" (cf. infra) waren al gauw enkele kaarten spoorloos. Rond 1985 inventariseerde Verhelst vier diverse fragmenten van kadasterkaarten uit de eerste helft van de negentiende eeuw onder catalogusnummer 2858. Hiervan werd anno 2011 geen spoor teruggevonden. Ook archiefmedewerker R. Vanneste die het restauratiewerk van de kaarten verzorgde, kon soms niet anders dan kaarten in te slechte staat verwijderen. Vele stukken hield hij bij, maar werden achteraf niet met de verzameling kaarten en plannen verenigd. Meer dan eens was de herstelde kaart net door de restauratie niet meer te identificeren. Gelukkig werden eind 2010 nog enkele verloren gewaande kaarten geïdentificeerd en in de kaartenverzameling geïntegreerd (vb. catalogusnummers 247 en 2059).
Het archivistische bestemmingsbeginsel indachtig, vormt de kaartenverzameling met het verschijnen van deze catalogus in principe een afgesloten hoofdstuk. In de toekomst zullen geen nieuwe kaarten uit hun origineel archiefbestand gelicht worden. Het is evenwel ook onmogelijk om de archiefvormer en/of vroegere functie van vele kaarten te identificeren. Daarom was het niet wenselijk om het principe van het "respect des fonds" toe te passen en de kaarten op hun juiste plaats in het archief te herstellen. (46)
Het ordenen en indelen van kaartmateriaal in verschillende categorieën met titels en ondertitels vormt een haast onmogelijke opdracht. Niet alleen doet zo'n aanpak documentalistisch en arbitrair aan. Dit doet bovenal onrecht aan de context van deze kaarten. Het ordenen is zelfs precair, wanneer die context van een kaart ontbreekt of niet zeker is. Want kiest de archivaris voor een geografische of thematische afbakening, of welke van deze is de primaire verdeling wanneer hij beide indelingen hanteert? Kaarten laten zich immers niet in verschillende exclusieve en algemene hoofdstuktitels onderverdelen. Bovendien is niet zelden duidelijk van op de kaart valt af te lezen, maar ontbreekt het waarom van de aanmaak ervan. Daarom wordt in de tegenwoordige catalogus van 3679 bestanddeelnummers resoluut geen verdeling in diverse rubrieken gemaakt. is ervoor gekozen om geen uitdrukkelijke ordening te maken.
In de digitale versie is een zoekfunctie voorzien, de papieren versie bevat een uitgebreide index waardoor het opzoeken erg gemakkelijk wordt.
Toch is het zonder meer relevant om de negentiende-eeuwse ordeningsschema's bloot te leggen. Doorheen de catalogus werd de originele nummering - die sinds eind negentiende eeuw gebruikt wordt - immers zoveel als mogelijk behouden. Dat biedt diverse voordelen. Het helpt de onderzoeker om de wordingsgeschiedenis van deze afzonderlijke collectie na te gaan en vertelt impliciet erg veel over de geschiedenis van de verwerving van het kaartmateriaal. Bovendien geeft dit toekomstige onderzoekers de kans om de verbroken immateriële link tussen archiefstuk en archiefvormer te herstellen.
Tot voor kort bestond de inventaris van de verzameling echter uit twee voorname delen. Deze opdeling was gebaseerd op de wordingsgeschiedenis van het bestand (cf. supra). Het eerste onderdeel vormde de door Vander Meersch beschreven 809 nummers. De volgorde ervan - nota bene van één van de oudste Belgische inventarissen - is haast letterlijk overgenomen in de tegenwoordige catalogus (zonder de verdeling in rubrieken).
Toen toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Charles Rogier de inventaris van de verzameling kaarten en plannen van het Algemeen Rijksarchief onder ogen kreeg (47), van de hand van algemeen rijksarchivaris Gachard, verzocht hij Vander Meersch om zich voor de ordening van diens inventaris op het werk van Gachard te baseren. (48) Gachard maakt nog een strikte opdeling in handgeschreven en gedrukte of gegraveerde kaarten, maar dit was voor de Gentse kaarten overbodig. Vander Meersch stelde in eerste instantie negen hoofdstukken voor, waarbinnen hij topografische onderverdelingen - de gemeenten en plaatsen alfabetisch gerangschikt - aanbracht. (49) Uiteindelijk veranderde hij nog heel wat aan zijn vooropgestelde ordening. Dit was grosso modo de uiteindelijke hoofdstructuur van het archiefschema voor het eerste deel (50):
A. BELGIË IN HET ALGEMEEN
B. GRAAFSCHAPPEN EN HERTOGDOMMEN IN DE BELGISCHE GEWESTEN
1. Het ambtsgebied van het Graafschap Vlaanderen
Deel één (nrs. 5-29): Graafschap Vlaanderen in het algemeen
Deel twee (nrs. 30-40): Grenzen en kustlijnen
Deel drie (nrs. 41-78): Wegen en paden
Deel vier (nrs. 79-169): Havens, kanalen, bruggen en sluizen
Deel vijf (nrs. 170-179): Vestingbouwwerken
Deel zes (nrs. 180-195): Belangrijke openbare en militaire gebouwen
Deel zeven (nrs. 196-249): Monumenten en religieuze bouwwerken
Deel acht (nrs. 250-745): Steden en gemeenten in Vlaanderen
2. Het ambtsgebied van het Hertogdom Brabant
3. Het ambtsgebied van het Graafschap Henegouwen
4. Het ambtsgebied van het Graafschap Holland en het Graafschap Zeeland
C. EUROPA
1. Frankrijk
2. Italië
3. De Rijn
4. Hongarije
5. Zwaben
6. De Zwarte Zee
D. DIVERSE KAARTEN
Het tweede deel van de kaartenverzameling vormt een minder homogeen geheel. Toch bracht ook rijksarchivaris Henri Van der Haeghen een ordening aan (cf. infra): de eerste 378 bestanddeelnummers van het voormalige tweede deel van de catalogus waren daadwerkelijk volgens zijn rationele ordening genummerd. (51) Toch is Van der Haeghens indeling minder "zichtbaar". Sinds het gebruik van dit toenmalige ordeningsschema werden te veel kaarten uit de verzameling weggenomen. Nadien vulden archiefmedewerkers de hiaten in met lukrake kaarten die elders werden teruggevonden.
De volgorde van catalogusnummers 1188 tot 3670 kent weinig tot geen structuur. Wanneer grotere aantallen kaarten in de verzameling werden toegevoegd, werden deze zoveel als mogelijk gegroepeerd. Zo zijn de kadasterkaarten en andere perceelkaarten, plannen van wegenwerken, architectuurplannen (52), bedrijfsplattegronden, kaarten van de provincie Oost-Vlaanderen of industriële overzichtsplannen dikwijls aaneengesloten gerangschikt. Waar er blanco bestanddeelnummers bestonden, werd getracht te kijken naar de voorgaande en volgende kaarten om deze min of meer rationeel in te vullen.
De raadpleging van de originelen is in principe niet meer mogelijk. De meeste kaarten zijn te fragiel om in de leeszaal te worden gemanipuleerd: de kaarten op papier en kalkpapier zijn doorheen de jaren immers veelal erg broos geworden.
Daarom opteerde het Rijksarchief Gent voor een grootschalige digitaliseringsopdracht. In het najaar van 2010 startte men met de kleurenscanning, nadat in 2009 de ruim duizend grote rolkaarten reeds in op maat gemaakte katoenen jasjes waren gewikkeld. Ook de vlakke kaarten werden eerst zorgvuldig gecontroleerd en indien nodig behandeld. Op deze manier wordt de omvangrijke kaartenverzameling keurig in het magazijn bewaard.
Om de kleurrijke beelden te raadplegen, ontwikkelde het Rijksarchief een praktische beeldapplicatie voor onderzoekers en geïnteresseerden. Die is in de leeszalen van het Rijksarchief beschikbaar via de zoekrobot "Zoeken in Archieven" op de homepage (http://arch.arch.be).
Onder het tabblad "Archieven" is het slechts zaak om met de trefwoorden "kaartenverzameling Gent" de Gentse kaartenverzameling aan te klikken. Aan elke individuele catalogusbeschrijving is het respectieve kleurenbeeld gekoppeld.
Indien er géén kleurenscan voorhanden is (53), zijn er nog zwartwit beelden te doorzoeken in de leeszaal van het Rijksarchief Gent. Eind jaren 1990 werd de collectie immers gemicrofilmd. Een lijst van de beschikbare kaarten op microfilm is daarom in de leeszaal van beschikbaar.
Alle (digitale) kaarten zijn vrij te raadplegen. Ook diegene jonger dan dertig jaar, bevatten geen persoonsgebonden en dus privacygevoelige gegevens.
Voor de reproductie van archiefstukken gelden de voorwaarden en tarieven, van toepassing in het Rijksarchief. (54) Er worden enkel digitale beelden van de kaarten aangeleverd, die kunnen worden besteld door een e-mail te versturen naar Rijksarchief.Gent@arch.be. In dit schrijven is minstens een postadres vereist, met vermelding van de gewenste kaart(en), eventuele vermelding van publicatie (met aantal afbeeldingen, ongeacht de oplage) en in welk tijdschrift, brochure of monografie dit verschijnt. Binnen enkele werkdagen krijgt de besteller een cd-rom in de brievenbus. De tarieven zijn conform het Ministerieel Besluit van 2 september 2011 (Belgisch Staatsblad van 23 september 2011).
Vooraleer de fysieke kenmerken van de kaarten toe te lichten, is het relevant om de manier van opberging doorheen de laatste twee eeuwen te schetsen. Tot 1850 stak het merendeel van de kaarten en plattegronden in grote houten koffers of kisten. (55) Dit was toen al een klassieke manier om de kaarten op te bergen, die er kwam nadat de Franse bewindvoerders de kloosterordes hadden afgeschaft. De archivarissen zelf uitten kritiek op deze bewaring, niet zozeer omdat het nefast was voor het waardevolle kaartmateriaal: het was voor de archiefmedewerkers heel moeilijk om kaarten terug te vinden in het zeer wanordelijke klassement. (56) Vander Meersch streefde reeds naar een meer werkbaar systeem, waarbij de plaatsing in het magazijn de methodische ordening van de inventaris volgde. Toen de inventaris in 1850 was afgerond, maakte het Rijksarchief Gent meteen werk van de restauratie van enkele kaarten, en werden de meest fragiele op linnen gelijmd. Er werd een groot kaartenmeubel op maat gemaakt, waarin de kaarten werden opgeborgen. (57) Na de verhuis naar het Geraard de Duivelsteen rond 1875, lagen de kaarten nog ordelijker in het magazijn gerangschikt. De vlakke kaarten konden gestapeld en eventueel opgevouwen worden en kwamen op die manier in de magazijnrekken terecht. (58) Atlassen, grote platte kaarten en kaarten met veel kaartbladen kregen een vaste plaats op een grote houten tafel. Een aantal erg grote plattegronden of kaarten in een kader zette men neer tussen verschillende tafels in. Het magazijnpersoneel plaatste de opgerolde kaarten in acht vakkenkasten - een vijftiental per vak -, die achteraan de tafels waren bevestigd. Dit systeem van opbergen in houten kasten en op tafels ging ruim een eeuw mee. Uit een "Tableau indiquant l'emplacement des cartes citées dans l'inventaire imprimé" van latere datum, minstens gebruikt tot midden twintigste eeuw, blijkt dat de rolkaarten nog een tijdlang rechtopstaand werden bewaard. Uiteindelijk werden ze in kokers geplaatst (de meest interessante zelfs in metalen hulzen). De gewone vlakke kaarten kon men in zes grote dozen opbergen, de grote exemplaren en atlassen bleef men op de tafels stallen. In de tweede helft van de twintigste eeuw maakten de tafels en kokers plaats voor respectievelijk metalen kaartenkasten - de zogenaamde tiroir-meubels - en een systeem van hanggoten waarin de opgerolde kaarten in volgorde lagen. Later werden bijkomende metalen kaartenkasten aangekocht. Steeds werd gewerkt met depotlijsten om de plaatsing in het magazijn te kennen; dat is vandaag niet anders.
Door de soms slordige bewaring van het kaartenmateriaal in het verleden, zijn er restricties opgelegd aan het raadplegen van de kaartenverzameling (cf. supra). Kaarten op papier en kalkpapier zijn dikwijls erg broos geworden.
Daarom werd sinds de jaren 1960 gestart met een ambitieus restauratieproject. (59) Decennialang werden verschillende kaarten door archiefmedewerker R. Vanneste onder handen genomen. Onder leiding van archivaris Verhelst werden in 1969 bijvoorbeeld niet minder dan 1504 kaarten hersteld. (60) Heel wat kaarten kregen een grondige "herstelling" met behulp van Japans papier. Te broze kaarten werden op linnen doeken, en eventueel op een nieuwe papieren drager, geplakt. Zowel vlakke kaarten als opgerolde kaarten werden in bruin papier verpakt. Dit titanenwerk kon echter nooit worden afgewerkt.
Het Rijksarchief Gent zocht daarom een manier om de verschillende kaarten nog zo weinig mogelijk telkens weer van het magazijn naar de leeszaal te moeten verhuizen. Rond de eeuwwisseling werd de kaartenverzameling integraal op microfilm geplaatst, door het Nederlandse bedrijf MicroFormat Systems uit Lisse. De zwartwit microfilmbeelden voldeden echter niet aan de noden van de onderzoekers in de leeszaal. Daarom opteerde het Rijksarchief Gent voor een grootschalige digitaliseringsopdracht, uitgevoerd door het Gentse bedrijf Aquaterra. In het najaar van 2010 startte men met de scanning. In 2009 waren reeds de 1083 grote rolkaarten in op maat gesneden katoenen lappen gewikkeld en met keperband vastgebonden. (61) Ook de vlakke kaarten werden gecontroleerd en indien nodig behandeld. Op deze manier wordt de kaartenverzameling in het magazijn bewaard volgens de regels van de continue berging. Deze verzorgde bewaring werd voorgesteld tijdens het bezoek van provinciegouverneur André Denys en gedeputeerde Jozef Dauwe, op dinsdag 27 oktober 2009.
Het Rijksarchief Gent heeft de intentie om de kaarten niet meer in de leeszaal te tonen (zie ook "Voorwaarden voor de raadpleging"). Op deze manier wordt (verdere) gebruikersschade voorkomen. Voor de meeste kaarten is een kwaliteitsvolle digitale kleurenscan beschikbaar, die op een computer in elke leeszaal van het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de provincies kan worden ingekeken. Soms bestaat enkel een microfilmbeeld; in dat geval gebruikt de onderzoeker een microfilmtoestel. Enkel wanneer de microfilm onleesbaar blijkt, of wanneer een beeld ontbreekt, kan het origineel mits toestemming van het diensthoofd van het Rijksarchief Gent worden ingezien.
De bestaande toegangen zijn niet langer bruikbaar. De gedrukte inventaris van Vander Meersch uit 1850 - pas de tweede gedrukte inventaris die voor het Rijksarchief Gent verscheen - was de oudste toegang van de verzameling die kon worden teruggevonden. Nochtans moet er minstens een handgeschreven lijst hebben bestaan die uit het begin van de negentiende eeuw dateerde. (62) In 1905 somde archivaris Alphonse Diegerick de Gentse inventarissen en toegangen op in een publicatie over het Geraard de Duivelsteen. (63) Daarin kreeg Vander Meersch' inventaris het volgnummer 65. Niet lang hierna werden formele inventarisnummers toegekend aan alle toegangen van het Rijksarchief Gent. Dit gebeurde deels op basis van dit overzichtswerkje: de inventaris uit 1850 kreeg het toegangsnummer 065, dat nu voor deze catalogus gebruikt wordt.
In het Rijksarchief Gent gebruikte men ten minste enkele handgeschreven "supplementaire" inventarissen, die na het midden van de negentiende eeuw werden aangelegd. Deze konden steeds aangevuld worden, wanneer nieuwe giften met kaarten en plattegronden de Gentse verzameling uitbreidden. De handgeschreven inventaris die op dat moment gebruikt werd, werd aan de gepubliceerde inventaris uit 1850 toegevoegd. Er werden enkele exemplaren teruggevonden. (64)
Er bestond een eerste supplement van Henri Van Der Haeghen, archivaris in het Rijksarchief Gent van 27 februari 1875 tot 28 juli 1885. (65) Hierin hield hij de kaarten vanaf nummer 1188 bij, in volgorde van aanwinst. Bij zijn vertrek naar het Algemeen Rijksarchief, was de verzameling aangegroeid tot zo'n 1550 bestanddeelnummers. (66) Zijn verdienste bestond er echter in om orde te scheppen in de ruim 375 kaarten die tot de dood van Vander Meersch in 1868 aan de verzameling waren toegevoegd. Dit was meteen zijn tweede supplement. Waarschijnlijk kon hij grotendeels voortbouwen op het werk van laatstgenoemde, en eventueel andere Gentse archivarissen als D'Hoop, Parthon, Vermandel, Van De Casteele, Verbaere en hun magazijnpersoneel. Toch blijft de volgorde van zijn twee Franstalige supplementen - kaartnummers 810 tot 1187 en 1188 tot 1549 - tot vandaag de dag behouden.
Rond de eeuwwisseling was Alphonse Diegerick de verantwoordelijke archivaris voor de verzameling. Pas wanneer hij tot conservator van het Rijksarchief Gent benoemd werd, schonk hij eind 1893 dertien kaarten en plannen uit zijn privé-collectie aan het Rijksarchief van Gent. (67) Dit wakkerde waarschijnlijk zijn interesse voor de Gentse kaartenverzameling aan. Hij zette het supplement van Van Der Haeghen verder, en dit vormde rond de eeuwwisseling de integrale, handgeschreven "Inventaire des Cartes et des Plans. Supplément" of "supplément Diegerick" met 1884 bestanddeelnummers. (68) Het was Diegericks betrachting om het supplement te publiceren, maar dat lukte uiteindelijk niet. (69) Deze handgeschreven toegang werd nog veel later als 065/ex genummerd. (70)
Deze toegang, aangevuld met losse bladen, voldeed lange tijd aan de onderzoeksnoden van de gebruikers. Pas in 1967 vatte de jonge archivaris Juul Verhelst het plan op om een nieuwe inventaris met indices op te stellen. (71) Deze doelstelling bleek echter te ambitieus. Het jaar erop beperkte hij zich - samen met archivaris Griet Maréchal - tot het opmaken van steekkaarten, ter vervanging van de uitgediende handgeschreven toegang: elk bestanddeelnummer werd op fiche genoteerd. Dit maakte snellere opzoekingen in de leeszaal mogelijk. Eveneens in 1968 maakte de nieuwe hulparchivaris Willy Buntinx een steekkaartensysteem aan, op basis van de voornaamste archiefvormers of onderwerpen. (72) Enkele losbladige aanvullingen van toegang 065/ex geraakten begin jaren 1970 verloren, nadat leeszaalverantwoordelijke G. Puimège de oudste bestanddeelnummers vanaf kaart nummer 810 op steekkaart had neergepend. Ondertussen werden de Franse benamingen naar het Nederlands vertaald. Enkele typistes vervolledigden vanaf midden jaren 1970 de vier nadere toegangen, eveneens op steekkaart: plaatsnamen, gemeentenamen, archiefvormers en auteurs- of persoonsnamen. Deze steekkaartenverzamelingen werden systematisch bijgehouden, telkens wanneer de kaartenverzameling aangroeide door een aanwinst of gift, met een mooie, kostbare of kaart buiten formaat.
In de jaren 1999-2000 werd de kaartenverzameling - toen 3538 kaartnummers - integraal gemicrofilmd. Ondertussen werden de fiches met alle bestanddeelnummers vanaf kaart 810 door Geert D'Hondt overgetypt in een digitale inventaris, die het supplement Diegerick definitief verving. Een geprinte versie stak in een map met toegangsnummer 065/bis of 065/B (73); een 065/bis index kwam in de plaats van de nadere toegangen op steekkaart.
Begin maart 1972 droeg het Algemeen Rijksarchief in Brussel een collectie Belgische topografische kaarten over aan het Rijksarchief Gent. Enkele drukwerken werden meteen aan de verzameling kaarten en plannen toegevoegd, maar de relevante stafkaarten vormden een apart archiefblok. (74) Als toegang op deze aparte verzameling "Topografische kaarten" werd het drukwerk "Kaartbladwijzer van de bladen van de kaart van België op de onderscheiden schalen / Tableau d'assemblage des feuilles de la carte de Belgique aux diverses échelles" gebruikt, dat periodiek werd uitgegeven door het toenmalige Militair Geografisch Instituut. Het kreeg in het Rijksarchief Gent het toegangsnummer 065/T mee. Dit repertorium van alle beschikbare stafkaarten raakte echter verloren. De legende en 72 stafkaartbundels werden geïntegreerd in de catalogus en dragen de tegenwoordige catalogusnummers 2862 tot en met 2934.
Ook het grootste deel van de verzamelinventaris dat het legaat van de familie Vandenheuvel - toegangsnummer 264 - bundelt, is nu overbodig. (75) De uitgebreide beschrijvingen in de inventaris van Hilda Coppejans-Desmedt werden sporadisch gecontroleerd, aangevuld en overgenomen in onderhavige catalogus. Hetzelfde kan gezegd worden over de inventaris van het kadasterarchief van de gewestelijke directie Oost-Vlaanderen, toegangsnummer 165. Het hoofdstuk met een lijst van de pre-primitieve en primitieve kaarten vervalt. (76)
Tot slot nog kort iets over de catalogus van de Topografisch-historische atlas van het voormalige Rijksarchief Ronse, wier archief verdeeld is over het Rijksarchief Gent en het Rijksarchief Beveren (respectievelijk voor het archief vóór en na 1796). Wie onderzoek doet naar personen, plaatsen of historische evenementen uit het arrondissement Oudenaarde, kan deze catalogus als nadere toegang gebruiken. Alle relevante nummers uit de inventarissen van de kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent werden eind 1990 door Marc Decrits en Herman Van Isterdael vermeld. (77)
Omdat het hier gaat om een weinig homogene verzameling van kaarten en plattegronden, vormen de indices op persoonsnamen en plaatsnamen de sleutel tot het gebruik van deze catalogus. (78) Telkens wordt verwezen naar het bestanddeelnummer in de catalogus. Hierna volgt een summiere gebruikershandleiding met praktische wenken.
In deze index worden alle relevante persoonsnamen aangegeven die vermeld worden in de catalogus. Relevant zijn de personen die betrokken waren bij het tot stand komen van elke kaart of plattegrond. Het kan gaan over opdrachtgevers, de personen betrokken in een geschil waarvoor de kaart werd opgemaakt, de eigenaars of gebruikers van de getekende goederen, de afgebeelde personen of de kaartmakers, ingenieurs, landmeters, graveurs. Er is echter wel geopteerd om enkel de op kaart vermelde personen in de personenindex op te nemen.
De personenindex is alfabetisch geordend volgens de allereerste letter van de volledige familienaam. Zo zal men Philippe van den Bossche (vb. catalogusnummer 403) kunnen vinden onder:
van den Bossche (Philippe), ontvanger van het Sint-Baafskapittel, 403
Na elke vermelde persoon wordt vaak ook kort diens functie of beroep weergegeven, indien dit effectief op de kaart vermeld staat. "Kaartmaker" is een algemene aanduiding voor een persoon betrokken bij het opstellen van de kaart, wiens specifieke functie echter niet staat beschreven op de kaart of het plan. Bij namen zonder verdere toelichting, was hij of zij meestal de opdrachtgever van het opmaken van de kaart. Landmeters (79), drukkers, uitgevers, ingenieurs en architecten worden wel expliciet aangegeven, wanneer dit effectief op de kaart of de plattegrond staat beschreven. Bij dezelfde persoonsnamen die meermaals in de catalogus voorkomen onder verschillende functies, werd steeds gestreefd naar de grootste gemene deler. Soms staat er ook een aanduiding "(familie)" achter de naam. In deze gevallen kan het gaan over een familie die eigenaar is van de afgebeelde goederen, die opdrachtgever is voor het vervaardigen van de kaart of wier genealogie is afgebeeld.
In de inventaris zelf zijn de persoonsnamen letterlijk overgenomen, zoals die af te lezen zijn op de cartografie. In de indices zijn de namen reeds zoveel mogelijk bewerkt voor de onderzoeker: de schrijfwijzen van de namen zijn uniform gemaakt en gegroepeerd. Franse varianten van "Vlaamse" landmeternamen werden - indien mogelijk - vernederlandst. Er is echter geen aanpassing in de index gemaakt, wanneer niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat het om dezelfde persoon ging.
In deze index worden alle relevante toponiemen - dus enkel plaatsen waarover de kaart handelt - aangegeven die vermeld worden in de catalogus van de kaartenverzameling. De alfabetisch geordende plaatsnamen kunnen verwijzen naar werelddelen, landen, regio's, steden, dorpen en heerlijkheden, maar eveneens naar polders, wegen, bruggen, waterlopen, sluizen, spoorlijnen, werkzaamheden, landgoederen, speciale politieke feiten en zelfs aanduidingen van met veepest besmette hoeves.
Allereerst: alle plaatsnamen in de plaatsnamenindex zijn zoveel als mogelijk geordend en weergegeven volgens hun Nederlandstalige naam. Men vindt bijvoorbeeld Liège enkel onder Luik terug (vb. catalogusnummer 1716), de Waalse stad Soignies (vb. catalogusnummer 2900) is onder Zinnik geplaatst, Jodoigne (vb. catalogusnummer 3528) werd in de catalogus en plaatsnamenindex Geldenaken, Ath (vb. catalogusnummer 2900) is onder Aat weergegeven, enz.
In de topografische tabel zijn alle plaatsen geïndexeerd volgens hun geografische ligging. Er is enerzijds een onderscheid gemaakt tussen locaties gelegen binnen of buiten het huidige grondgebied van België en Zeeuws-Vlaanderen (80): alle buitenlandse plaatsen werden onder hun respectieve land- of werelddeelnaam geordend. Gebieden die niet binnen de huidige grenzen van één land te plaatsen zijn, werden wel onder hun eigen naam opgenomen. Hieronder het voorbeeld van hoe drie plaatsen in de index zijn geordend: een locatie in Azië (vb. catalogusnummer 1185), Parijs (vb. catalogusnummer 791) en Silezië (vb. catalogusnummer 1742).
Azië, 1185
Frankrijk
Parijs, 791
Silezië, 1742
Na plaatsen binnen België en Zeeuws-Vlaanderen werd zoveel als mogelijk de naam van de huidige (hoofd)gemeente - zoals ze in 2012 bestaan - tussen haakjes geïndexeerd. Een gehucht of wijk binnen een deelgemeente is eerst onder de deelgemeente met hoofdgemeente tussen haakjes te vinden, vervolgens leest de gebruiker het toponiem. Heerlijkheden of gebieden waarvan de naam niet langer gebruikt wordt in een huidige (deel)gemeentenaam of plaatsen, polders (81), niet langer bestaande dorpen, of wijken die niet meer kunnen worden gelokaliseerd, zijn onder de eigen naam weergegeven. Hieronder het voorbeeld van Oostakker (vb. catalogusnummer 103), de Prins Willempolder (vb. catalogusnummer 633) en het verdronken dorp van Saeftinghe (vb. catalogusnummer 343) en de heerlijkheid Wulfsdonk (vb. catalogusnummer 138).
Oostakker (Gent), 103
Prins Willempolder, 633
Saeftinghe, 343
Wulfsdonk (heerlijkheid in Moerbeke-Waas), 138
Achter een toponiem wordt meestal aangeduid wat precies op de kaart is getekend. Een weg gaat over een (aan te leggen) rijbaan of wegwerkzaamheden in één stad of tussen meerdere steden. De wegen zijn slechts in één richting aangegeven in de plaatsnamenindex. Op zulke kaarten zijn dikwijls ook onroerende goederen langs die weg weergeven. Een perceel gelegen tussen Oudenaarde en Gent (vb. catalogusnummer 53) kan dus eveneens gevonden worden onder:
Gent naar Oudenaarde (weg), 53
De aanduiding "(waterloop)" geeft aan dat de plaats op de kaart doorkruist wordt met een watergang of dat het toponiem zelf een stroom, rivier, kanaal of grote beek is. Ook hier is telkens één richting geïndexeerd, met voorkeur voor de stroomafwaartse oriëntatie, en kan de kaart net zo goed handelen over gronden langs de waterloop. De waterlopen zijn geordend op hun eerste letter, zonder het lidwoord: het is "Lieve (waterloop)" en niet "De Lieve (waterloop)" (vb. catalogusnummer 108).
"(gebouw)" gaat over huizen, grote bouwwerken, kerken, paleizen, kastelen of ander vastgoed. Het zijn weergaven van bestaande panden of ontwerpen van te construeren of nooit geplaatste gebouwen. Het achtervoegsel werd in de index ook gebruikt om tuinen, kerkhoven en industriële inplantingen aan te geven. Op deze wijze kan men de plannen voor een te bouwen kerk in het polderdorp Kallo (vb. catalogusnummer 199) terugvinden onder:
Kallo (gebouw) (Beveren), 199
De onderzoeker moet tot slot rekening houden met eventuele afwijkende schrijfwijzen van plaatsnamen. Dat is minstens het geval voor niet langer te lokaliseren heerlijkheden of landgoederen. (82) Via de digitale versie van de catalogus in de leeszalen van het Rijksarchief kan een zoekrobot gebruikt worden. Het vergt uiteraard een zekere intellectuele inspanning om verschillende schrijfwijzen te doorzoeken, zeker wanneer de leeszaalbezoeker weinig gebruikte toponiemen opzoekt - die vaak enkel in de formele titel verschijnen.
Tot slot nog een woord over de kaarten zelf. Niemand zal tegenspreken dat de gebruiksmogelijkheden van deze kaartenverzameling in micro- of macro-onderzoek nagenoeg eindeloos zijn. Maar de onderzoeker moet aandachtig zijn. Om het met de woorden van Amerikaanse historicus Parry te zeggen: "Old maps are slippery witnesses. But where would historians be without them?" (83) Het zou te ver leiden om hier een historische kritiek voor het gebruik van de kaarten van het Rijksarchief Gent te schetsen. Een interessante inleiding vormt het overzichtswerk van Thoen. (84) Toch zijn enkele aandachtspunten belangrijk:
* Het kennen van de context is erg belangrijk: wanneer archiefdocumenten bij de kaart steken, is het cruciaal deze eveneens te bestuderen. Ze informeren immers steeds over de herkomst en de betrouwbaarheid van de kaart.
* Wat op de kaart staat, kan een historische irrealiteit zijn. De afbeelding of een fragment van de kaart kan imaginair, schematiserend of figuratief voorgesteld zijn. Daarenboven kon de kaartmaker heel wat onnauwkeurigheden tekenen. Daarom is het nuttig te weten wat het doel was van de kaart: diende het ter indicatie als fiscaal inninginstrument, had het een louter figuratief motief, was het van groot belang in een juridisch geschil, enz.
* Het landschap zoals het vandaag de dag gekend is, heeft doorheen de eeuwen meestal vele veranderingen ondergaan. Soms werden zelfs gebouwen als molens en kerken integraal verplaatst. Het afgebeelde onderwerp refereert dus niet altijd aan de hedendaagse situatie.
Kaartmakers baseerden zich heel vaak op oudere, bestaande kaarten. Dat deden zelfs de bekendste namen. Kaarten werden minstens tot in de negentiende eeuw talloze keren gekopieerd. Deze kopieën konden nadien voor authentiek verklaard worden. Ook de verwantschap tussen verschillende kaarten kan erg groot zijn, zelfs al gaat het vaak om heel andere voorstellingen. Dikwijls werden zelfs bij het aanmaken van een nieuwe kaart, meteen meerdere kaarten getekend. Deze manier van werken was gebruikelijk, zeker vanaf eind zeventiende eeuw. Het is met andere woorden erg moeilijk om een originele basiskaart op te sporen. Heel wat kaarten die op het eerste gezicht basiskaarten zijn, kunnen net zo goed kladversies of ontwerpkaarten voorstellen. Een gekopieerde kaart is overigens in vele gevallen minstens even waardevol als het origineel. In de kaartenverzameling van het Rijksarchief Gent steken erg veel handgetekende kaarten, niet zelden afkomstig van grote kaartmakers uit het verleden. Dat maakt deze kaartenverzameling beslist uniek! (85)
In tegenstelling tot de eerdere Brusselse kaarteninventaris van Gachard uit 1848, vermeldde Vander Meersch of de kaart al dan niet origineel was. Dit biedt een groot voordeel bij het opsporen van originelen en kopieën in andere kaartenverzamelingen. Bij een kopie noteerde hij daarenboven of het om een "copie simple" of een "copie authentique" ging, respectievelijk gewone kopieën of voor origineel verklaarde / als authentiek geldende afschriften. Toch bleef hij hier in gebreke, door deze opdeling niet consequent toe te passen. Door deze onduidelijkheid werd in de catalogus gestreefd om waar mogelijk enkel te vermelden wanneer het om de basiskaart, dan wel om een gekopieerde kaart ging. Voor het tweede deel van de catalogus werd enkel een melding van kopie of origineel meegegeven wanneer dat ontegensprekelijk vast te stellen was.
Verschillende originelen en kopieën van de kaarten in de kaartenverzameling zijn her en der te vinden. Vele kaarten steken ongetwijfeld in private collecties: het is onmogelijk om dit in te schatten, zeker wanneer ze niet of nauwelijks binnen de commerciële circuits verhandeld worden. Via de "Collectiewijzer Erfgoedbibliotheken" van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek kan men evenwel de verschillende kaartenverzamelingen die in federale en regionale organisaties of instellingen huizen, opsporen. (86) Een erg belangrijke kaartenverzameling is bijvoorbeeld die van de Koninklijke Bibliotheek. (87) Daarnaast sluit een deel van de verzameling kaarten en plannen van de Universiteitsbibliotheek Gent nauw aan bij enkele handgetekende kaarten van het Rijksarchief Gent (88), voornamelijk binnen het onderdeel dat door Gerda Milis-Proost geïnventariseerd werd (zie "Literatuur"). Ook het Stadsarchief Gent bezit enkele interessante kaarten en atlassen die tevens in het Rijksarchief Gent voorkomen, weliswaar niet in een aparte collectie. De kaartenverzamelingen van andere rijksarchieven zijn meestal ontsloten door handzame inventarissen of catalogi. (89) Regionale kaarten komen heel dikwijls voor, vooral in gedrukte vorm. Toonaangevend is de cartotheek van het Nationaal Geografisch Instituut met een grote collectie historische kaarten. (90) Hierbij aansluitend kan ook de bescheiden cartotheek van de vakgroep Geografie van de Universiteit Gent vermeld worden. (91) Tot slot is de expertise die opgebouwd werd over de Belgische cartografie door de vereniging "Brussels International Map Collectors' Circle" (BIMCC) erg interessant. (92)
Binnen het Cartesius-project, dat voorlopig nog in de kinderschoenen staat, zullen verwantschappen tussen kaarten nog meer duidelijk worden. (93) Het doel van dit project is het ter beschikking stellen aan zowel het professionele, als het brede publiek van kaarten, plattegronden, schetsen en (lucht)foto's, die deel uitmaken van de overkoepelende collectie van het "Excellentie centrum voor het federaal cartografisch patrimonium". Deze "exellentiepool" wordt gevormd door het Rijksarchief (waaronder Rijksarchief Gent), het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Geografisch Instituut, die elk hun kaartenverzameling beschikbaar stellen. Op deze manier garandeert het Cartesius-project een betere toegankelijkheid en een verzekerde valorisatie van het cartografisch erfgoed binnen de federale instellingen.
COPPEJANS-DESMEDT, Hilda. Inventaris van het legaat Vandenheuvel (Inventarissen Rijksarchief Gent 264). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1987.
COPPENS, Herman en LAURENT, René (red.). Het Rijksarchief in België, 1796-1996. Geschiedenis van de Instelling en Bio-bibliografisch Repertorium van de Archivarissen (Miscellanea Archivistica. Studia 86), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1996.
COPPENS, Herman. De ontsluiting van archieven. Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief. Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1997.
COPPENS, Herman. Archiefterminologie (AT2): Nederlandse versie van de Terminologie archivistique en usage aux Archives de l'Etat en Belgique (1994) aangevuld met lijsten van redactionele vormen, ontwikkelingsstadia en uiterlijke vormen uit Archiefterminologie (1990) en met verwijzing naar Archiefterminologie voor Vlaanderen en Nederland (2003) (Miscellanea Archivistica. Manuale 49). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 2004.
COPPENS, Herman (red.). Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris. Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 2008.
DEN TEULING, Arnold J.M. Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen. 's Gravenhage, Stichting Archiefpublicaties, 2007.
DEVILLERS, Léopold. Inventaire des cartes et plans, manuscrits et gravés, qui sont conservés au dépôt provincial des Archives de l'État à Mons, Bergen, 1870.
GACHARD, Louis-Prosper. Inventaires des Cartes et plans, manuscrits et gravés, qui sont conservés aux Archives Générales du Royaume, Brussel, 1848.
PIOT, Charles. Inventaires divers. Troisième supplément à l'inventaire des Cartes et plans, Brussel, 1879, p. 228.
VANDER MEERSCH, Polydore-Charles. Inventaire des cartes et des plans conservés aux archives de la Flandre-orientale, accompagné de notes et d'éclaircissements. Gent, 1850.
VERHELST, Juul. Inventaris van het archief van het Kadaster van Oost-Vlaanderen, 1806-1834, nog bewaard bij de Directie te Gent of in het Rijksarchief Gent (Inventarissen Rijksarchief Gent 265). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1986.
VLEESCHOUWERS, Cyriel. Globale richtlijnen voor de uniformiteit in de publikaties van het Rijksarchief (Miscellanea Archivistica. Manuale 3). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1990.
(95)Bibliographical Data related to the History of Belgian Cartography, via: http://liber-maps.kb.nl/intro.htm.
BOSSU, J. Vlaanderen in oude kaarten. Drie eeuwen cartografie. Bussum, 1983.
BOUSQUET-BRESSOLIER, C. L'oeil du cartographe et la representation géographique du Moyen Âge à nos jours. Parijs, 1995.
CALUWAERTS, Roger. Kaarten en plattegronden als hulpbronnen voor de familiegeschiedenis. Brussel, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde Brussel, 1980.
Concise Bibliography of the History of Cartography, via: http://www.newberry.org/collections/conbib.html.
DAELEMANS, Frank, VAN DER HAEGEN, Herman en VAN ERMEN, Edouard. Oude kaarten en plattegronden. Bronnen voor de historische geografie van de Zuidelijke Nederlanden 16e-18e eeuw, in Archief- en bibliotheekwezen in België. Brussel, 1986.
De cartografie in de 18de eeuw en het werk van graaf de Ferraris (1726-1814). Internationaal colloquium Spa, 8-11 sept. 1976. Handelingen. Brussel, 1978.
DE MAEYER, Philippe, DE VLIEGHER, Beata Maria en BRONDEEL, Marijke. De spiegel van de wereld. Fundamenten van de cartografie. Gent, 2004.
DE PUYDT, F. Systematische topografische kartering van de Zuidelijke Nederlanden en België (eind 18e en begin 19e eeuw), in Limburg. 1990, nr. 3, p. 131-150.
DE PUYDT, F. Vijf eeuwen kartografie in Vlaanderen, in De Aardrijkskunde. 1991, nr. 4, p. 403-423.
DE SMET, Antoine, Landmeterstraditie en oude kaarten in Vlaanderen, in De Leiegouw. Kortrijk, 1966, nr. 8, p. 209-218.
DE SMET, Antoine, Les cartes dans les dépôts d'archives et dans les bibliothèques, in Archief en Bibliotheekwezen in België. Brussel, 1971, nr. 42, p. 48-65.
Eenheid op papier. De Nederlanden in kaart van Keizer Karel tot Willem I. Leuven, 1994.
HUUSSEN, A.H. Jurisprudentie en kartografie in de XVe en XVIe eeuw (Miscellanea Archivistica 5). Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, 1974.
JACOBS, C. L'empire des cartes. Approche théorique de la cartographie à travers l'histoire. Parijs, 1992.
JANSSENS, Luc. Bestemmingsbeginsel of optimale materiële zorg? Een klassiek dilemma inzake de valorisatie van kaartmateriaal, in VAN DER EYCKEN, Michel & HOUTMAN, Erik (red.). LACH: Liber Amicorum Coppens Herman, deel 1 (Studia 115), Brussel, 2007, pp. 203-210.
KOEMAN, Cornelis. Geografie en cartografie, in Algemene geschiedenis der Nederlanden. Haarlem, 1980, nr. 7, p. 345-349.
LEMOINE-ISABEAU, Claire. La carte de Belgique et l'Institut Cartographique Militaire (Dépôt de la Guerre), 1830-1914. Brussel, 1988.
SCHILDER, G. Wandkaarten der Nederlanden uit de 16de en 17de eeuw. Een verkenning, in Kartografisch Tijdschrift, jaargang 5, deel 2, p. 23-32.
SELIGMANN, H. La cartographie de la Belgique, in Bulletin de la Société royale belge de Géographie. Brussel, 1926, p. 274-280.
THOEN, Erik. Cartografie en historisch onderzoek, in ART, Jan (red.). Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? Deel 3b: hulpwetenschappen, Gent, 1996, p. 131-185.
VAN CAENEGEM, Raoul. Cartografie en institutionele geschiedenis, in Studia Historica Gandensia. Gent, nr. 45.
VAN DER KROGT, Peter, HAMELEERS, Marc en VAN DEN BRINK, Paul. Bibliografie van de geschiedenis van de kartografie van de Nederlanden. Utrecht, 1993.
VERHULST, Adriaan. Landschap en landbouw in middeleeuws Vlaanderen. Brussel, 1995.
VIAENE, A. De landmeter in Vlaanderen, 1281-1800, in: Biekorf. 1966, nr. 67, p. 1-19.
VON DEN BRINCKEN, Anna-Dorothee. Kartographische quellen. Welt-, See- und Regionalkarten, in Typologie des sources du Moyen Age occidental. Turnhout, 1988.
Deze publicatie is geen klassieke inventaris. (96) Het is een catalogus, door dr. Coppens omschreven als een toegang waarin een bepaalde soort archiefbescheiden zoals kaarten en tekeningen - of archiefbescheiden die werden samengebracht voor een bijzonder doel, in het bijzonder een tentoonstelling - worden beschreven. (97)
Omdat de verzameling weinig homogeen is, was het noodzakelijk om de kaarten stuk voor stuk zo volledig mogelijk te beschrijven. Zelden was er contextinformatie beschikbaar (Wie was de archiefvormer? Wat was het oorspronkelijke doel van de kaartmaker?), en dat bemoeilijkte het catalogiseren. Daarom werd eerst de formele oorspronkelijke titel genoteerd, zoals ook Vander Meersch dat deed. (98) Alleen al voor het opsporen van originelen of kopieën van dezelfde kaart in andere (buitenlandse) collecties blijken de formele titels een primaire identificatienorm. Vander Meersch gebruikte weliswaar meestal een ingekorte of aangepaste formele titel; in het tweede deel van de catalogus is meestal de volledige titel gebruikt - indien die niet te omvangrijk was. Ook het impressum werd zoveel als mogelijk woordelijk overgenomen. Na deze formele titel volgt een summiere beschrijving van de kaart, waarbij het onderwerp, de kaartmaker en desgevallend de schaal werden genoteerd. Bij gedrukte kaarten kon de plaats van opmaak belangrijk zijn. Op de tweede regel volgt een datering, of toch minstens een benadering tussen vierkante haken, en bij kopieën de tweede datum van een eventuele basiskaart. Ook het aantal kaartbladen is weergegeven. (99)
Omdat er niet in het klassieke schema van een inventaris werd gewerkt, kreeg elke kaart een eenvormig en overzichtelijk secundair beschrijvingselement met alle "externe kenmerken". Dit werd consequent aangehouden en is gebaseerd op: Richtlijnen voor de inhoud en vormgeving van een archiefinventaris (Coppens (red.), Brussel, 2008, p. 126-127); De ontsluiting van archieven. Richtlijnen en aanbevelingen voor de ordening en beschrijving van archieven in het Rijksarchief (Coppens, Brussel, 1997, p. 388-389); enkele recent verschenen kaartencatalogi of type-inventarissen, zoals Gegraveerde en gedrukte kaarten en plattegronden (Devolder, Brussel, 2006) en Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede reeks (Janssens, Brussel, 1997). Het secundair beschrijvingselement bevat - indien mogelijk - volgende elementen, telkens uitgesplitst op een nieuwe lijn:
* de druk- of tekentechniek en authenticiteit;
* de drager;
* de archiefvormer en de eventuele verwantschap met andere kaarten uit de catalogus;
* een annotatie bij de kaart (100);
* de afmeting (afm. blad hoogte x breedte cm) (101);
* een archiefreferentie bij pro-memoriebeschrijvingen.
Er werd bijzondere aandacht besteed aan de naamgeving van plaatsen, gemeenten, parochies, heerlijkheden, enclaves, gehuchten. De oorspronkelijke vermelding is in de formele beschrijving weergegeven; de officiële plaatsnaam staat in de bestandsbeschrijving. Indien mogelijk kregen Franstalige benamingen een vertaling. Hiervoor werd het woordenboek van Houet en Cleeren gebruikt (een uitgave van vóór de fusieprojecten sinds eind jaren 1960). (102) Grote centra of steden in anderstalige gebieden werden in het Nederlands vermeld, zoals Londen, Luik of Aken. (103) Een overzichtskaart van de polderstreek ten oosten van Zeeuws-Vlaanderen uit een overzichtswerk over "de Vier Ambachten" werd gebruikt bij het benoemen van de verschillende polderkaarten. (104)
Onder leiding van diensthoofd dr. Chantal Vancoppenolle werd in de loop van 2009 werk gemaakt van het vertalen van verschillende Franstalige inventarissen. Vrijwilliger Frank Vormezeele maakte de vertaling van de inventaris uit 1850, die een eerste keer door archivaris Annelies Somers werd gecorrigeerd. Toïta Doundoulova tikte toegang 065/B over in het catalogussjabloon, en bracht op deze manier een zekere structuur aan. Archivaris Pieter De Reu herwerkte de twee delen tot een uniform geheel: controle van de vertaling, verbeteren van inventarisnummers, aanvullen van beschrijvingen en secundaire beschrijvingselementen. Het feitelijke catalogiseren van de kaartenverzameling ging in september 2010 van start en werd midden mei 2011 voltooid. Het schrijven van de ABA (algemene beschrijving van het archief), waarvoor Pieter De Reu verantwoordelijk was, gebeurde in de zomer van 2011, nadat dr. Eddy Put en dr. Marc Carnier (105) enkele waardevolle suggesties hadden gedaan. Slechts een klein deel van de werktijd kon aan het opmaken van de catalogus worden gespendeerd, wat meteen de relatief lange inventarisatieperiode verklaart. Daarenboven kwam er heel wat meer bij kijken dan louter en alleen het beschrijven van de kaarten: tijdens het catalogiseren werd het materieel beheer onder handen genomen, werd elke kaart kritisch gecontroleerd en indien nodig herbeschreven, plaatsingslijsten werden aangemaakt en aangepast en de digitalisering van elk bestanddeelnummer werd opgevolgd. Vele handen maakten licht(er) werk. De personen- en plaatsnamenindex achteraan de catalogus werd grotendeels door vakantiejobstudent Pieter Byttebier voorbereid. Magazijnbeheerder Jurgen Cazaux - die zich de kaartenverzameling helemaal eigen gemaakt had toen hij in 2009 samen met medewerkster Tania Fol de collectie herverpakte - volgde het materiële beheer op: vlakken, ordenen, verpakken. Dit deed hij samen met archiefmedewerkers Wahabi Latifou, Sabri Ben Othman en vrijwilliger Simon Kirschen en bijgestaan door Pieter De Reu. Een erg arbeidsintensieve taak: heel wat kaartenmateriaal werd gevlakt, geordend, opnieuw verpakt, en zo'n 400 "nieuwe" kaarten kregen een vaste plaats in de catalogus en in het magazijn van het Rijksarchief Gent. De archiefmedewerkers konden onder meer voortbouwen op het werk dat vorige generaties technisch personeel en archivarissen hadden verricht. Het is onmogelijk om iedereen bij naam te noemen, maar voor de recente bedrijvigheid moeten minstens Rolande Leloup, Geert D'Hondt en Willy Buntinx vermeld worden.
De tekst werd zorgvuldig nagelezen door dr. Chantal Vancoppenolle en dr. Michel Nuyttens. Verschillende annotities bij de kaarten werden gecontroleerd, zo goed als mogelijk geactualiseerd en indien wenselijk aangevuld. Uiteraard is er steeds ruimte voor opmerkingen en aanvullingen. Suggesties zijn altijd welkom via Rijksarchief.Gent@arch.be.
Context doorgeknipt, vanuit een documentalistische reflex die voornamelijk vanaf eind negentiende eeuw gangbaar was (zoals hierboven reeds beschreven). 1645 kaartnummers - of 45 percent van alle bestanddeelnummers (106) - konden met zekerheid gelinkt worden aan een respectieve archiefvormer. Samen zijn ze goed voor 82 verschillende archiefvormers. Hieronder is een overzicht opgenomen van de kaartnummers per archiefvormende instelling. Van de geïdentificeerde archiefvormers maken de Sint-Pietersabdij van Gent (21 percent), het bisdom van Gent (14 percent), de Staten van Vlaanderen (12 percent), de administratie van de provincie Oost-Vlaanderen (inclusief Scheldedepartement: 11 percent), het kadaster van Oost-Vlaanderen (5 percent) en het legaat van de architecten Vandenheuvel (5 percent) de hoofdmoot uit.
Aalmoezenij Sint-Baafsabdij Gent
1220
Abdij Groenenbriel
3525
Abdij Oosteeklo in Gent
596, 601, 680, 691, 692, 693, 694, 695, 712
Abdij van Affligem
755, 757, 758, 759, 761, 762, 764, 765, 768
Abdij van Drongen
1274, 2452, 2453, 2454, 2455, 2456, 2457
Abdij van Oosteeklo te Gent
44
Administratie van de provincie Oost-Vlaanderen
4, 28, 29, 36, 37, 41, 42, 43, 46, 57, 58, 62, 64, 65, 66, 67, 68, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 100, 101, 103, 104, 106, 109, 110, 111, 130, 132, 133, 135, 136, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 150, 158, 159, 169, 172, 174, 185, 190, 191, 252, 275, 276, 290, 681, 719, 775, 795, 799, 900, 1439, 2357, 2405, 2681, 3054, 3242, 3509, 3510, 3521, 3522, 3547, 3548, 3549, 3551, 3552, 3553, 3554, 3555, 3556, 3557, 3558, 3559, 3560, 3561, 3562, 3563, 3564, 3565, 3566, 3567, 3568, 3569, 3570, 3571, 3591, 3614, 3677
Admiraliteit
1374, 1676
Ambacht Assenede
1389, 1486
Baronie van Nevele
2025, 3344
Bisdom Gent
1, 2, 26, 97, 105, 131, 138, 164, 198, 210, 238, 239, 250, 258, 278, 279, 281, 282, 283, 284, 285, 287, 288, 289, 301, 305, 347, 348, 355, 356, 358, 362, 365, 367, 368, 369, 370, 371, 372, 382, 398, 399, 400, 411, 412, 414, 415, 416, 421, 422, 456, 458, 459, 460, 484, 485, 486, 490, 491, 496, 538, 591, 602, 603, 604, 605, 619, 652, 663, 706, 707, 746, 747, 748, 756, 1122, 2404, 2522, 2523, 2525, 2526, 2527, 2528, 2529, 2530, 2531, 2532, 2533, 2534, 2535, 2543, 2553, 2554, 2555, 2557, 2558, 2560, 2562, 2564, 2565, 2566, 2567, 2568, 2569, 2570, 2571, 2573, 2574, 2575, 2576, 2577, 2578, 2579, 2580, 2581, 2582, 2583, 2584, 2585, 2587, 2588, 2589, 2590, 2592, 2593, 2594, 2595, 2596, 2597, 2598, 2599, 2600, 2601, 2602, 2603, 2604, 2605, 2606, 2607, 2608, 2609, 2610, 2611, 2612, 2613, 2614, 2615, 2616, 2617, 2618, 2619, 2620, 2621, 2622, 2623, 2624, 2625, 2626, 2627, 2628, 2629, 2630, 2631, 2632, 2633, 2634, 2635, 2636, 2637, 2638, 2639, 2640, 2641, 2642, 2643, 2644, 2645, 2646, 2647, 2648, 2649, 2650, 2651, 2652, 2653, 2654, 2655, 2656, 2657, 2658, 2659, 2660, 2661, 2662, 2663, 2664, 2665, 2666, 2667, 2668, 2669, 2670, 2671, 2672, 2673, 2674, 2675, 2676, 2677, 2682, 2683, 2684, 2685, 2686, 2688, 2689, 2690, 2691, 2692, 2693, 2707, 2742, 3519, 3679
Boudeloabdij Gent
668, 675, 676, 686, 687, 689, 720, 724, 725, 731, 738, 739, 744, 1809
Families (zie "Algemeen Familiefonds Rijksarchief Gent")
1505, 1974, 1975, 1976, 1977, 1978, 1979, 1980, 1981, 1982, 1983, 1984, 1985, 1986, 1987, 1988, 1989, 1990, 1991, 2083, 2133, 2210, 2211, 2212, 2213, 2214, 2224, 2229, 2238, 2698, 3378, 3401, 3402, 3403, 3404, 3405, 3406, 3407, 3408, 3409, 3410, 3411, 3412, 3413, 3414
Familie(archief) Borluut
2739
Familie(archief) d'Hane de Steenhuyse
1708, 1709, 1710, 1713, 1714, 1716, 1717, 1719
Familie(archief) de Kerchove d'Exaerde
2260
Familie(archief) de Kerchove de Dentergem
1856, 1857, 1858, 1859
Familie(archief) de Moerman d'Harlebeke
1594, 2091, 2092, 2093, 2094, 2095, 2096, 2097, 2098, 2099, 2100, 2101, 2102, 2103, 2104, 2105, 2106, 2107, 2108, 2109, 2110, 2111, 2112, 2113, 2114, 2115, 2116, 2117, 2118, 2119, 2120, 2121, 2122, 2123, 2124, 2125, 2126, 2127, 2128, 2129, 2130, 2714, 2715, 2716, 2717, 2718, 2719, 2720, 2721, 2722, 2723, 2724, 2725, 2726, 2727, 2728, 2729, 2730, 2731, 2732, 2733, 2734, 2735, 2736, 2737, 2738, 2740, 3572
Familie(archief) de Pélichy
2028, 2029, 2030, 2031, 2032, 2033, 2034, 2035, 2036, 2037, 2038, 2039, 2040, 2041, 2042, 2043, 2044, 2045, 2046, 2047, 2048, 2049, 2050, 2051, 2052, 2053, 2054, 2055, 2056, 2057, 2058, 2059, 2074, 2075, 2076, 2077, 2078, 2079
Familie(archief) della Faille
2860, 2861
Familie(archief) Desmanet de Biesme
2545, 2546, 2547, 2548, 2549, 2750, 2751, 2752, 2753, 2754, 2755, 2756, 2757, 2758, 2759, 2760
Familie(archief) Papejans de Morchoven
1992, 1993, 1994, 1995, 1996, 1997, 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016
Familie(archief Piers de Raveschoot
2765, 3517
Familie(archief) Pottelsberge de la Potterie
2709, 2710, 2711, 2712, 2713, 2745
Gemeente Aaigem (kadastraal archief)
2290, 2291
Gemeente Appels
2231, 2232, 2233, 2234, 2235, 2236
Gemeente Buggenhout
1447
Gemeente Desteldonk (kadastraal archief)
2286
Gemeente Deurle (kadastraal archief)
2287, 2288
Gemeente Gavere
1661
Gemeente Gentbrugge (kadastraal archief)
2282, 2283, 2284, 2285
Gemeente Meerbeke
3351
Gemeente Melden (kadastraal archief)
2322, 2323, 2324, 2325, 2326, 2327, 2328, 2329, 2330, 2331, 2332, 2333
Gemeente Merendree
2743, 2744
Gemeente Nederbrakel (kadastraal archief)
2237, 2301, 2308, 2309
Gemeente Schorisse (kadastraal archief)
2319
Gemeente Sint-Kornelis-Horebeke
1455
Gemeente Smeerebbe (kadastraal archief)
2293
Gemeente Stekene
2338
Gemeente Ursel (kadastraal archief)
2302, 2303
Gemeente Waasmunster (kadastraal archief)
2318
Gemeente Watervliet
1818
Griffie Raad van Vlaanderen
2061
Heerlijkheid Hamme en Sint-Anna
2334, 2335
Heerlijkheid Land van Rotselaar
2300
Hoofdcollege Land van Waas
820, 821, 822, 856, 858, 859, 860, 861, 862, 863, 864, 865, 866, 867, 868, 869, 870, 871, 872, 873, 874, 875, 876, 882, 883, 891, 893, 895, 907, 913, 920, 923, 936, 1309, 1312, 1901, 2762
Hospitaal Onze-Lieve-Vrouw Schreyboom Gent
209
Kadaster Oost-Vlaanderen
2305, 2770, 2771, 2772, 2773, 2774, 2775, 2776, 2777, 2778, 2779, 2780, 2782, 2783, 2784, 2785, 2786, 2787, 2788, 2789, 2790, 2791, 2792, 2793, 2794, 2795, 2796, 2797, 2798, 2799, 2800, 2801, 2802, 2803, 2804, 2805, 2806, 2807, 2808, 2809, 2810, 2811, 2812, 2813, 2814, 2815, 2816, 2817, 2818, 2819, 2820, 2821, 2822, 2823, 2824, 2825, 2826, 2827, 2828, 2829, 2830, 2831, 2832, 2833, 2834, 2835, 2836, 2837, 2838, 2839, 2840, 2841, 2842, 2843, 2844, 2845, 2846, 2847, 2848, 2849, 2850, 2851, 2852, 2853, 2854, 2855, 2856, 2857
Kapittel Doornik
383, 483, 541, 542, 597, 630, 662, 672
Kartuizerklooster Koningsdal Gent
528, 2513, 303, 419, 420
Kasselrij Oudburg
48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 60, 61, 63, 69, 115, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 125, 126, 128, 129, 152, 156, 157, 262, 280, 341, 343, 360, 366, 380, 381, 565, 1725, 1913
Kasselrij Oudenaarde
181, 548, 1882, 1883, 1884
Kerkarchief Appels
2741
Kerkarchief Belsele
2387, 2388
Kerkarchief Heusden
2394, 2395
Kerkarchief Maldegem
2397, 2398, 2399, 2400
Kerkarchief Middelburg
2351
Kerkarchief Waasmunster
2390
Klooster Rijke Klaren urbanisten Geraardsbergen en Gent
410, 1793, 1794
Land van Aalst
943, 1445, 1457, 1458, 1459, 1460, 1461, 1462, 1463, 1464, 1470, 1473, 1476, 1479, 1480, 1481, 1482, 1485
Legaat Vandenheuvel
3422, 3423, 3424, 3425, 3426, 3427, 3428, 3429, 3430, 3431, 3432, 3433, 3434, 3435, 3436, 3437, 3438, 3439, 3440, 3441, 3442, 3443, 3444, 3445, 3446, 3447, 3448, 3449, 3450, 3451, 3452, 3453, 3454, 3455, 3456, 3457, 3458, 3459, 3460, 3461, 3462, 3463, 3464, 3465, 3466, 3467, 3468, 3469, 3470, 3471, 3472, 3473, 3474, 3475, 3476, 3477, 3478, 3479, 3480, 3481, 3482, 3483, 3484, 3485, 3486, 3487, 3488, 3489, 3490, 3491, 3492, 3493, 3494, 3495, 3496, 3497, 3498, 3499, 3500
Nieuwenbosabdij Gent
208, 359, 361, 452, 453, 473, 492, 664, 701, 1829
Notariaat Karel De Weert
3421
Oud gemeentearchief Lebbeke
1612
Oud gemeentearchief Middelburg
1456
Oud gemeentearchief Waasmunster en Elversele
1651
Parochie en schepenbank Nazareth
2289
Priorij Galilea te Gent
589
Priorij Sint-Margriete in Bethlehem te Deinze en Gent
373, 556, 557, 567, 590, 697, 698
Priorij Waarschoot
1864, 1865, 1866, 1867, 1868
Raad van Vlaanderen
1205, 1238, 1240, 1242, 1243, 1244, 1245, 1271, 1272, 1273, 1277, 1286, 1311, 1313, 1334, 1351, 1354, 1380, 1381, 1382, 1383, 1403, 1404, 1405, 1406, 1411, 1412, 1427, 1435, 1471, 1478, 1550, 1615, 1924, 1954, 2421, 3416
Rosenbergabdij van Waasmunster
1766
Scheldedepartement
151, 166, 167, 168, 170, 173, 175, 177, 179, 180, 182, 187, 188, 189, 193, 194, 196, 197, 200, 204, 207, 212, 213, 214, 216, 217, 218, 219, 220, 221, 222, 223, 224, 225, 226, 227, 228, 229, 230, 231, 232, 233, 234, 235, 236, 242, 243, 247, 248, 249, 251, 291, 300, 304, 344, 417, 418, 493, 495, 499, 501, 502, 510, 536, 537, 543, 544, 564, 666, 690, 728, 729, 743, 800, 802, 3518, 3543, 3544, 3545, 3546, 3573
Schepenbanken, leenhoven en parochies Grammene en Machelen
2026
Schepengriffie Mariakerke-Drongen
2017
Sint-Cornelius- en Sint-Cyprianusabdij Ninove
112, 244, 245, 246, 527, 545, 760, 766, 767, 769, 807
Sint-Pietersabdij Gent
5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 31, 38, 39, 59, 113, 114, 116, 117, 124, 127, 162, 186, 199, 202, 203, 205, 206, 211, 240, 241, 253, 254, 255, 256, 257, 259, 263, 264, 265, 266, 267, 268, 269, 270, 271, 272, 273, 274, 277, 293, 294, 295, 296, 297, 298, 299, 306, 307, 308, 309, 310, 311, 312, 313, 314, 315, 316, 317, 318, 319, 320, 321, 322, 323, 324, 325, 326, 327, 328, 329, 330, 331, 332, 333, 334, 335, 336, 337, 342, 345, 346, 349, 350, 351, 352, 353, 354, 357, 364, 374, 375, 378, 379, 384, 385, 386, 387, 388, 389, 390, 391, 392, 393, 394, 395, 396, 397, 401, 402, 403, 404, 405, 407, 408, 409, 423, 424, 425, 426, 427, 428, 429, 430, 431, 432, 433, 434, 435, 436, 437, 440, 441, 442, 443, 444, 445, 447, 448, 449, 450, 455, 457, 461, 462, 463, 464, 465, 466, 467, 468, 469, 470, 471, 472, 474, 475, 476, 477, 478, 479, 480, 481, 482, 487, 488, 494, 497, 498, 503, 504, 505, 507, 508, 509, 511, 512, 513, 515, 516, 517, 518, 519, 520, 521, 522, 523, 524, 525, 529, 530, 531, 532, 533, 534, 535, 539, 540, 546, 547, 550, 551, 552, 554, 555, 558, 559, 560, 561, 562, 563, 566, 569, 573, 574, 575, 576, 577, 578, 579, 580, 581, 582, 583, 584, 585, 586, 587, 594, 595, 606, 611, 612, 613, 614, 615, 616, 617, 618, 620, 621, 622, 623, 624, 625, 626, 628, 629, 631, 632, 633, 635, 636, 637, 638, 639, 641, 642, 643, 644, 645, 646, 647, 648, 649, 650, 651, 653, 657, 658, 659, 669, 670, 671, 673, 678, 679, 682, 685, 688, 696, 699, 700, 702, 703, 704, 705, 708, 709, 710, 711, 713, 714, 715, 718, 722, 726, 727, 730, 732, 733, 734, 735, 736, 737, 740, 741, 742, 750, 751, 773, 778, 783, 784, 785, 786, 787, 788, 789, 790, 792, 1032, 1909
Sint-Salvatorabdij Ename
201, 500, 526, 549, 568, 592, 593
Sint-Veerlekapittel Gent
1720
Stad Geraardsbergen
2216, 2217
Staten van Vlaanderen
3, 18, 27, 30, 32, 33, 34, 35, 45, 47, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 98, 99, 102, 107, 108, 134, 153, 154, 155, 160, 161, 163, 165, 171, 176, 178, 183, 184, 292, 413, 506, 598, 599, 600, 607, 608, 609, 634, 654, 655, 656, 660, 661, 797, 798, 805, 806, 1231, 1233, 1234, 1235, 1278, 1468, 1558, 1559, 1560, 1561, 1562, 1564, 1565, 1566, 1567, 1568, 1569, 1570, 1572, 1573, 1578, 1579, 1580, 1581, 1582, 1584, 1585, 1586, 1587, 1588, 1589, 1592, 1593, 1600, 1601, 1602, 1604, 1607, 1617, 1618, 1619, 1620, 1621, 1622, 1623, 1624, 1625, 1627, 1628, 1629, 1630, 1631, 1632, 1633, 1634, 1638, 1639, 1640, 1641, 1647, 1648, 1649, 1650, 1655, 1813, 1821, 1832, 1836, 1837, 1839, 1841, 1842, 1843, 1844, 1845, 1846, 1847, 1849, 1881, 2086, 3594, 3595, 3596, 3597, 3598, 3599, 3600, 3601, 3602, 3603, 3604, 3605, 3606, 3607, 3608, 3609, 3610, 3611, 3612, 3613, 3616, 3617, 3621, 3622, 3623, 3624, 3625, 3626, 3627, 3628, 3629, 3630, 3631, 3632, 3633, 3634, 3635, 3636, 3637, 3638, 3639, 3640, 3641, 3642, 3643, 3644, 3645, 3647, 3648, 3649, 3650, 3676
Vier Verenigde Wateringen
2360, 2361